Hans van Wingerden
Blog 54 (06-09-2024)
Hoe kijken wij naar onszelf?
Zoals alreeds beschreven, is het fenomeen zelfbeeld of wat we ons ego noemen, in ons menselijk bestel aan een voortdurende (zelf)overschatting bezig, die vaak voor een verstoring in relatie met anderen zorgt of soms zelfs tot uitwassen kan leiden. Dat beseft de mens eigenlijk niet omdat het dusdanig verweven is met de vermeende zelfidentiteit. De oorzaak ligt in het bewustzijn dat we kunnen richten op wat we belangrijk vinden. En dat valt altijd uit ten gunste van ons 'ik'. Dat schuurt, afhankelijk van wat men wil bereiken, tot allerlei oppositionele proporties aantoe, om andere (mede)mensen, die hoewel gelijke rechten op deze aarde hebben, in grote problemen te brengen of zelfs te vernietigen. Wat willen we daaraan doen, gaan we hiermee door, of besluiten we een andere wereld te organiseren? Deze gedachte is niet woke, niet links, niet rechts. Het gaat om het besef dat we de verkeerde weg zijn ingeslagen, maar ook dat het nooit te laat is om terug te keren naar de basis, de kern of bron waar we van afkomstig zijn! Dat verreist, afhankelijk van de behoefte, wel onderzoek om de essentie van het bestaan en de eigen positie daarin te willen begrijpen! Wie is bereid om daar moeite voor te doen, is op weg of denk je misschien dat het kopen van een Boeddhabeeldje al spiritueel genoeg is?
Ons ego is een fanatiek beginsel dat zich niet makkelijk laat passeren en om deze greep op je leven af te zwakken, leidt niet zomaar tot resultaten. Zomaar afschaffen is zoals aangegeven niet mogelijk, we zullen alle processen moeten doorlopen om de disidentificatie, die aan het terugdringen van het ego ten grondslag ligt, te bewerkstelligen. De gemakzuchtige instelling van de hedendaagse mens, die denkt dat een sterk gerichte individuele beleving juist tot een hogere gelukstandaard leidt, is daar debet aan. De verheerlijking van wat het intellectuele denken zou kunnen bewerkstelligen, heeft de mens in onze tijd tot een verslavende nietsnut gemaakt. Is een zoektocht naar jezelf dan wel een serieuze optie? Zeker wel, het levert altijd iets op, zelfs als het rendement na het toepassen van allerlei technieken (beoefening van nederigheid, meditatie of yoga) pover te noemen is. Alles wat een vooropgezet plan tot innerlijke bewustwording lijkt te bewerkstelligen, wordt door het ego gedwarsboomd.
Om de werking van het ego met succes af te zwakken, zul je diep in jezelf tot inzicht moeten komen wat de grote aantrekkingskracht daarvan is. Om tot het besef van deze waarheid te komen is een begrip noodzakelijk die, meestal vele levens overstijgt. Heeft het bestrijden van het ego dan nog wel zin? Dat hangt nogal van je motivatie af. Het begrijpen wat deze invloed op je leven betekent is een begin, het inzicht wat je ermee doet is een tweede. Wat je wil bereiken is een derde! Maar kijk uit, als je het ego met je denken wil bestrijden, gaat dat niet lukken, omdat het zelf door het denken is geïnstalleerd. Dat heeft vooral te maken wat de overtuigingen zijn die aan je ego vastzitten en je bereid bent los te laten om een andere intrinsieke waarde naar je toe te laten komen. Dat is moeilijk en makkelijk tegelijk, afhankelijk hoe je je verzet tegen de opvatting dat wie je bent, geenszins je eigen verworvenheden betreft. Maar als je tot de overtuiging bent gekomen dat je je identiteit door je eigen instructies hebt ingevuld, dat je de gehechtheid aan de status van je eigen gecreëerde eigenheid die in je denken vast zit als een veroverde zelfverzekerde positie te zien en nog steeds de neiging hebt om dat overmatig tentoon te spreiden, kan het onoverkomelijk zijn om dat los te laten. Begrip over wat je aangenomen persoonlijkheid is, maakt dat het de eerste belangrijke stap is en de volgende stap, het loskomen daarvan is wellicht een volgende, maar deze ontwikkeling wordt wel een ingrijpende aangelegenheid. Evolutie van de mensheid is een voortgaande zaak. Het maakt uiteindelijk niet uit wat je ermee doet. Het zal toch wel plaatsvinden, maar wil je daar op wachten?
Kun je dan wel uit je bestaan stappen, je quasi gelukspatronen vaarwelzeggen, je uitgebreide conditioneringen, je aangeleerde gewoontes in een andere constructie persen om daar waar je je leven op baseert, de nek om draaien? Deze vraag heb ik in een vorige blog min of meer beantwoord, maar het blijkt heel complex om daar een eenvoudige richtlijn voor te geven. Het antwoord is dan ook gewoon nee, je ego de nek omdraaien zou een vorm van zelfmoord zijn en dat biedt dus geen oplossing! Iedere drang om deze aangeleerde constructies te verwijderen, levert een tegengesteld effect op. Alle devote of contemplatieve doelstellingen ten spijt zullen deze aansporingen je niet ver brengen naar een hoger niveau van bewustzijn. In de dwangmatige behoefte van het ego zal via het verstand altijd de argumenten zoeken om het belang van het ik te benadrukken. Het ego opgeven is dus het dwangmatige karakter begrijpen, wat wellicht tijdelijk een oplossing biedt maar op langere termijn nooit helpt. Je bent immers je ego, je bent je zelfidentiteit en dat opgeven doet het verstand nooit. Het zou zoals gezegd een vorm van zelfmoord betekenen als je jezelf als individu zou ontmantelen. Het verstand zal dat nooit accepteren! Je kunt je niet met vernietigingsdrang overgeven aan het bestrijden van je ego. De reden daarvan is dat het in de evolutionaire samenstelling van het individuele bestaan zit ingebakken, waardoor het onlosmakelijk met je ‘ik’ verbonden is. Het idee dat je het ‘ik’ kan wegcijferen is wezenlijk vreemd omdat het intellect onmiddellijk verschijnt met de voorstelling dat je dan de basis uit je bestaan weghaalt, want zonder je ego kun je niet, toch? Hoe kun je de ander tegemoet treden zonder ego, is de gedachte en dat het onmogelijk is, laat het verstand zeker zien. Daarin zit juist het verschil van zienswijzen door veel spirituele opvattingen aangegeven. Echter je hoeft je ego niet op te geven, het doel kan ook vooral dit zijn: geef je ego geen invloed meer, laat je verstand geen reden aangeven het te activeren! Hoe echt is het ego? Heel echt, maar ook weer niet. Het is een georganiseerd product van het verstand dat zijn levensechtheid uit het bewustzijn haalt. Ramesh Balsekar laat dat in een prachtige metafoor zien. Hij vergelijkt het ego met de schaduw die de mens begeleidt, maar ook misleidt. Als je in de volle zon staat, wat zie je dan? Juist, de schaduw en als je daarna het huis in gaat, waar is de schaduw dan? Het is er niet omdat de bron van de schaduw, je geprojecteerde persoonlijkheid er niet meer is. Maar als je je fixeert op je ego dan neem je iets het huis in wat eigenlijk niet bestaat. Laat dus de schaduw voor wat het is, je huis is je eigenlijke Ik en heeft geen ego nodig. Wat je moet doen, stelt Balsekar voor, is het ego negeren en ervoor zorgen dat het geen onderdeel meer uitmaakt van je bestaan, ondanks dat het zich in eerste instantie aandient als een onmisbare behoefte.
Zoals het dualisme in de mens een elementair gegeven is, laat ook het ego een krachtige weerschijn op het bestaan vallen. Alles wat in de evolutie aan ons is toegewezen omvat een belangrijk deel van ons leerproces, wat het menselijk bestaan kan verrijken en het bewustzijn kan opvoeren. Het bevechten van je ego heeft maar een kleine invloed, omdat het niet leidt tot een intrinsieke uitbreiding van het besef wat de essentie van het leven is. Een constante beïnvloeding is uiteraard wel mogelijk maar vereist een moeizame weg van zelfinzicht. De individualiteit heeft een duidelijke verbinding met onze afgescheiden natuur, hoe we denken dat wij functioneren. In het loslaten van dat idee ligt de oplossing omdat het ego namelijk uit hetzelfde bewustzijn is voortgekomen. Als we ons aangenomen zelfbewustzijn laten acteren zoals zich dat aan ons bestaan voordoet, of nog beter, waar we het recht van bestaan aan ontlenen, betekent het dat de mens de waarneming van de werkelijkheid op zichzelf centreert. Alle vermeende inzet ter bestrijding van de uitwerking van egoverschijnselen heeft zoals gezegd weinig zin, het ego duikt voortdurend op.
Waarom heeft je geestelijke Bron of je Hogere Zelf deze evolutionaire situatie laten ontstaan? Deze vraag is van een belangrijke betekenis omdat zonder individualiteit geen onderlinge relatie met onze medemens mogelijk is. Zonder deze toegevoegde emotionele vorm van bewustzijn waren wij nooit in staat een relatie te laten functioneren, maar laat tevens het aspect voor een toekomstige bewustzijnsfase open. Al eerder heb ik aangegeven hoe de emotionaliteit aan het denken werd toegevoegd om de evolutie van een nieuwe impuls te voorzien. Evolutie is geen doortocht naar een eindpunt. Het is een doorgaande beweging. Het spiegelen aan de ander in de interacties met het bewustzijn werd opgevoerd om te begrijpen hoe de wisselwerking tussen het ik en de medemens zich voltrekt. Immers alles is gericht om onze aanwezigheid op deze planeet in dienst te stellen van de grote energetische toestand dat het Universeel of Hoger Bewustzijn heet. Dat geeft ruimte om het leven uit te leven, maar het laat onverlet dat het absoluut geen rechten inhoudt om ons beter te voelen dan onze medemens, laat staan de andere natuurwezens. Relaties zijn in ons bestaan van veel waarde omdat het door de onderliggende reflecties en beïnvloeding van betekenis zijn voor het bewustzijnsaspect. In het non-lokale gebied, om deze term maar weer eens te gebruiken, laat de onderlinge verbinding tussen entiteiten een hoogstaand principe zien, waaraan wij dus allemaal deelgenoot van zijn. In iedere afwijzing van dit principe heeft een remmende invloed op het totaal van bewustzijn die zich in de mensheid voltrekt, zodat er een actieve energieke relatie noodzakelijk is met het non-lokale, oftewel het alles omvattende Universele Bewustzijn! Dat erkennen kan een eerste stap zijn in een persoonlijk onderzoek naar hoe je eigen deel van de goddelijke eenheid werkt.
De gevoelens van afscheiding, die zich in het ego regelmatig manifesteren komt in een ervaring terecht van het onderscheid tussen het ik en de ander. Je kunt dat als een situering van de werkelijkheid beschouwen die zich voltrekt in de geest, niet in het ego zelf. Daarom ervaren we meestal in onze eigen kring van vrienden en verwanten geen vijanddenken. Wanneer we ego zeggen, bedoelen we voornamelijk onze ego-persoonlijkheid, vol van individuele wensen, dromen, overtuigingen, sympathieën en antipathieën. Dat wil niet zeggen, dat wij in het bewustzijn het totaal aan eenheid, de erkenning van behoefte aan respect voor ieder individu en waardigheid, de erkenning van innerlijke waarden voor onszelf en onze medemens, zomaar uit het oog kunnen verliezen. Maar het betekent wel dat de drang die door de afscheiding in het individuele zelf wordt veroorzaakt, een ridicule scheiding laat zien tussen het ik, wat wij als zelfbeeld zien, wat we vervolgens opeisen en in de tegenpool de obstructie van onze medemens menen te zien. Wij plaatsen dat in onze beoordeling makkelijk in een verwerpelijke toestand, waardoor wij het via de verstandelijke normering tot de ’eigen groep’ verklaren. Wie daar niet in thuishoort, deugt niet! Daar ligt de wortel van ieder conflict.
Het zelfonderzoek is dus belangrijk. ‘Wie ben ik’? Shri Ramana Maharshi stelt het zo: het zijnsbesef van wie ben ik, is te ontcijferen door de vraag te stellen “wat ben ik niet”. Dat lijkt een contradictie maar de enige manier om te ontdekken wie je bent, is in zijn ogen uit te zoeken wat je niet bent, omdat het een stringente poging laat zien hoe je het gecreëerde zelf kunt ontdoen van nepverschijnselen. Het wezenlijke kenmerk van wat je bent, kun je namelijk niet in zintuigelijke waarnemingen vatten. Je bent niet (uitsluitend) je lichaam, je bent niet je zintuigen, je bent niet de lucht die je inademt, je bent zelfs niet je denkende geest. Het enige antwoord wat overblijft na al die ontkenningen wat je wezenlijk niet bent, is het Zijnsbesef oftewel ‘Ik Ben’. De vraagstelling heeft een bedoeling, namelijk als de vraag opkomt, ‘wie ben ik’, zal het andere vragen van iedere noodzaak ontdoen en als het toch andere vragen toelaat, bestaat de mogelijkheid om na te gaan aan wie deze gedachte is toegelaten, waarna weer de vraag volgt: wie ben ik dan wel? Daarmee wordt de geest teruggevoerd naar de bron van de vraag. Want de geest is subtiel van aard en als het door middel van de hersenen en zintuigen manifesteert, ontstaat al snel de naam van de identiteit en vorm die je in het leven hebt aangenomen, wat je de identificatie van je persoon, je ik, kunt beschouwen. Als de geest van positie veranderd omdat het intellect geen antwoord heeft op de vraag ‘wie ben ik’, komt het in het hart terecht en wordt naar binnen gericht (antar-muhka). Dan zal het zelf als bron van gedachten verdwijnen en wordt het persoonlijke langzaam uitgewist, zodat de weg naar het Hogere, Alles wat is, Het Geheel, of als je dat beter ligt God, openligt. Het brengt je terug naar de essentie van het leven en brengt de stilte in jezelf, naar alles wat is.
Blog 53 (06-08-2024)
Wat houdt zelfbewustzijn in?
In de vorige blog, die ook over identiteit ging, is het al aangestipt dat het ego in ons leven voor een belangrijk deel onze drijfveren bepaalt. En ook is daar aangegeven dat de tweedeling of afscheiding (dualisme) in ons leven, daardoor sterk wordt beïnvloed. Daar zit een koppeling in want zonder de dualiteit wordt geen ego ervaren omdat, als er geen sprake van een natuurlijke tweedeling zou zijn, ook geen ik en de ander kan worden ervaren, geen zelfbewustzijn. Hoe zou je je anders kunnen onderscheiden van je medemens? De universele eenheid zou in dat geval allesbepalend zijn, dat wil zeggen dat we dan op zouden gaan in de totaliteit van het kosmische bestaan, zonder een privé ervaring. Daarin laat eveneens het gegeven zien, dat door het zelfbewustzijn, de afscheiding die in ons denken plaatsvindt, de opdeling in polariteiten, zich kan manifesteren. In de ervaren afscheiding krijgt het door het denken veelal een opstuwende werking. Het is ten dele onvermijdelijk, maar in de oppositionele drang om het zelfbewustzijn van een grotere potentie te voorzien, worden we meer en meer afgedreven van de natuurlijke staat van de oorspronkelijke dualiteit.
Laat me het uitleggen. In de vorige blog heb ik aangetoond dat het dualisme vanuit een kosmisch evenwichtige dualiteit (eb en vloed), door het denkvermogen wordt aangewakkerd en dan als dualisme verder door het leven gaat. Mentale denkprocessen zijn hiervoor verantwoordelijk die in het zelfbewustzijn tot een krachtige impuls wordt en die in het ego zijn uitwerking krijgt. Het mag dan lijken dat dualisme (polarisatie) van buiten naar ons toe komt, maar het is een individueel aanwezige gedachtestructuur, gevoed door de vele elementen van het bestaan. Zoals gezegd zou zonder de invloed van het denken het ego een vrijwel onpersoonlijke betekenis hebben van het individuele en zou in die staat van totaliteit tot de kosmische eenheid hebben behoord. Dat dit niet het geval is, laat de opdracht zien om de lagere aspecten van het leven te onderzoeken. Die behoren tot de te nemen stappen in de evolutie. De mens of entiteit (geest/lichaammechanisme) zoals we onze functionerende vorm van het bestaan kunnen zien, is het denken of geest (mind – in de Engels) daar in hoofdzaak bij betrokken. Zoals al eens aangeduid kan het ik uitsluitend bestaan in de door ons gecreëerde wereld. Dan is de volgende vraag die aan ons opdringt, wie is de mens die als individu door het leven gaat en wat is de door ons zelfbewustzijn aangereikte identiteit die wij in de spiegeling daarvan het ego noemen?
Allereerst geeft het ego of de zelfbewuste uitingen ervan aan, hoe wij onszelf zien. Voor de buitenwereld kan de persoon, die een sterk ego aan de dag legt, zowel positief als negatief worden beoordeeld. Positief wordt het gezien als de persoon, die vanwege een sterk ontwikkeld ego in de maatschappelijke waardeoordelen hoog scoort, door de bereikte positie, krachtige persoonlijkheid, materiele welstand die in zijn leven is komen boven drijven en die vaak als verdienste van het individu opgevat wordt. Uiteraard is dit een kwestie van perceptie en wordt sterk door de maatschappelijke normering bepaalt. Negatief wordt het gezien als iemand die door zijn of haar gedrag, zijn of haar uiterlijk opvalt of door een andere bepaaldheid laag scoort, waardoor deze persoonlijkheid weinig waardering of erkenning ten deel valt. Ook hierin is weer het overheersende dualisme, die de mens parten speelt, te herkennen. De gedachten, die door zelfidentiteit worden gevormd, is de rode draad door ons leven die overal opduikt. Het ego is bepalend, omdat het denken de tweedeling als vaste bestaansgrond ziet, een levensvorm door de actoren van lichaam en geest. De invloed is zeker niet bij ieder mens even sterk ontwikkeld en inderdaad het dualisme brengt vaak geen aardige dingen voor onze medemens met zich mee, omdat de drang tot (ver)oordelen daarin verweven zit.
Zoekers naar spiritualiteit menen dan ook dat het ego een last is, die je maar zo spoedig mogelijk moet kwijtraken, of al dan niet moet controleren in de ongeremde uitingen ervan. Op zichzelf is dat niet zozeer onjuist, maar de manier waarop dat tot stand moet komen, berust op een fatale vergissing. Want wanneer we naar het ik kijken, de op vermeende zekerheid gebaseerde zelfingenomenheid, die het veronderstelde ego tentoonspreidt of de drijfveren die opstuwende acties teweegbrengen om de egodrang in een prestatie te verzilveren, is er inderdaad sprake van een onbalans op het hoger niveau. Het ik is nooit onbevooroordeeld en manifesteert zich op bijna alle niveaus omdat de afgescheidenheid in de wereld van de zintuigelijke waarneming normerend is. Is dat dan zo erg en waarom dringt de noodzaak op om er iets aan te doen? Tja, als je zonder nadenken accepteert dat de wereld door vijanddenken gedomineerd wordt en het lijden van de mensheid normaal vindt, dan misschien niet. De wereld draait toch wel door, maar het vinden van harmonie en vrede wordt dan wel een utopie. Alles begint bij jezelf. Jouw wereldbeeld is bepalend niet alleen voor jezelf, maar is ook jouw aandeel in de toekomstige mensheid!
Daarom wordt in de spirituele wereld er helaas foutief op gewezen dat je, om je geestelijke vooruitgang te bespoedigen, je je ego moet loslaten of tenminste moet terugdringen. De vele manifestaties van de ego’s om ons heen leiden vaak tot ergernis, maar we ervaren de uitingen van het eigen ego niet zozeer als storend. Dat is opmerkelijk, maar zelfreflectie is nu eenmaal een lastige opgave. Daar is het subjectieve aspect van de eigen beoordeling, naast het mechanisme van het dualisme waar we in verstrikt geraakt zijn, voor verantwoordelijk. De meeste mensen denken immers van het eigen ego weinig last te hebben. In onze opvoeding wordt de ontwikkeling van het ego sterk aangemoedigd, wat een stimulans laat zien dat je die in het latere leven niet alleen nodig hebt, maar je zelfs tot grote hoogte zou kunnen brengen. In dat beeld is eveneens onbewust aanwezig hoe je je ten koste van anderen “vooruit” kan komen in het leven. Dat de vrije exploratie van het ego ook tot stoornissen, maatschappelijk struikelingen of aanpassingsproblemen kan leiden, wordt vrijwel nooit meegenomen. Dat is het effect op psychologisch niveau van hoe het ego, onze vermeende zelfidentiteit functioneert. Vanuit een hoger perspectief brengt het meestal niet tot een helder begrip over onszelf en de relatie met onze medemens. Want hoe lastig is het om ons eigen bestaan te beschouwen door alle ondoorzichtige vormen van conditioneringen en compromitterende ervaringen heen. Het polariteitenbeginsel waar de mensheid zich in ruime mate aan heeft overgegeven, is daar debet aan. Hoe dat is te vermijden is een kwestie van inzicht. Wie dat inzicht niet tot ontwikkeling kan brengen, zal nooit kunnen begrijpen wat de essentie is. Zonder dat inzicht ontstaat geen begrip en zonder begrip geen behoefte aan afbraak van onze knellende, aangeleerde systemen.
Is er eigenlijk sprake van een werkelijk zelfbewustzijn of is het een waanidee, gekoppeld aan ons leven in de illusionistische werkelijkheid? Is het niet meer dan een uit de hand gelopen hobby om onszelf boven onze natuur of zelfs boven onze medemens te laten uitsteken? Immers in voorgaande jaargangen, in de andere evolutietijden, kende het menselijk individu uiteraard ook zelfbewustzijn, maar het had geen nadrukkelijke importantie. Het beperkte zich tot een bewustzijn gericht op het functionerend lichaam, omdat het een noodzaak was om in het harde bestaan te kunnen overleven, wat de belangrijkste opdracht was. Eveneens was de onderlinge samenwerking van essentiële aard. Het ego betekende daarom meer een component om het bestaan naar eigen behoefte in een klein speelveld te kunnen vormgeven. Dat element zit uiteraard nog steeds in ons bewustzijn verweven, maar heeft zich onmetelijk uitgebreid door enerzijds een sterke fixatie op de lichamelijkheid, anderzijds door het denken dat het idee gevoed heeft dat het bestaan maakbaar is.
Het ego is uitsluitend afkomstig van een enkele plek dat zetelt in het bewustzijn. Daarom zegt Ramana Maharshi: “Zoek de bron van het ego”. En als we de vraag stellen: waar komt het ego vandaan, komt direct ook een andere vraag op: wie wil dat weten? Ons verstandelijk vermogen kan namelijk dat antwoord niet vinden en daarom suggereert het dat je de vraag wel kan stellen maar dan zonder een antwoord te verlangen. Een intellectueel antwoord is er niet, als de geest dat begrijpt komt het in rustig vaarwater terecht, omdat er geen oplossing voorhanden is. Dan ligt aanvaarding in het verschiet. Maharshi stelt het zo: tijdens het onderzoek naar ‘Wie ben ik’ zal de gedachte daaraan alle andere gedachten laten verdwijnen. Het ego kwijnt weg als er geen aandacht aan besteed wordt. Het ego is immers niet iets waar je zich voor moet schamen of een poging moet ondernemen om het te onderdrukken. Het ego is de weerspiegeling van het eigen onpersoonlijke Bewustzijn, wat terugvoert naar de oorspronkelijke bron. Aanvaard het dus zoals je elk onderdeel van het functioneren van het Grote Geheel zou moeten aanvaarden. Kijk er alleen maar naar wat er gebeurt en aanvaard het!
Het ego is het vereenzelvigd bewustzijn, ontstaan en verbonden met het komisch bewustzijn. Als het onpersoonlijk bewustzijn zich met het persoonlijk organisme vereenzelvigt, ontstaat het ego of het zelfbewustzijn. Het ego heeft eigenlijk geen zelfstandig bestaan. Het is een afspiegeling van het Bewustzijn dat de geest of het denkvermogen in het leven geroepen heeft om zijn bestaan in individuele zin te rechtvaardigen en te ontplooien, om zich nadien nadrukkelijk te onderscheiden van zijn medemens. Maar het ego is en blijft in absolute zin de individuele uitdrukking van het onpersoonlijk Bewustzijn. Als het ego iets laat zien, dan is het wel dat het ik, het bedachte zelf, zich continu van eigen commentaar voorziet. Om een voorbeeld te noemen, ….dat het eigenlijk niet zo hoort, of .....dat het een mislukte poging was om je op de voorgrond te dringen. Veel mensen zien dergelijke correlaties niet en negeren dergelijke indrukken. Maar degene die het bewustzijn meer wil ontwikkelen, zonder het zelf op de voorgrond te plaatsen, krijgt onherroepelijk met dat inzicht te maken. Als de behoefte tot onderzoek er komt, is het ook duidelijk dat je je ego nooit kan bestrijden. Sla het gade, zegt Maharshi, dan is het ego niet langer een blokkade. Je ego is slechts een fictief gegeven, dus waarom een fictie bestrijden? Het ego zoekt weerstand. Als het inzicht er is dat het ego eigenlijk niet bestaat, stelt Ramesh Balsekar, dan is er ook geen strijd nodig. Dat inzicht betekent wel de afwezigheid van verwachting en aanvaarding van wat er kan komen. Als de behoefte alles te willen reguleren en te willen realiseren wegvalt, staat alles open voor de natuurlijke gang van zaken. Door dit inzicht verloopt alles aanmerkelijk makkelijker en spontaner.
Is het ego dan hetzelfde als identiteit? Ja, dat is vrijwel hetzelfde als wij tenminste daarmee het “Ik” willen aangeven. Alleen als wij de oorspronkelijke zijnsvorm van de individuele mens willen beschrijven, wordt de term individualiteit, de oorspronkelijke entiteit, in een andere zin gebruikt en heeft in de oneindigheid van het Zelf, de Monade, een betekenis op een hoger niveau van bestaan. Echter in dit verband, als we het zelfbewustzijn beschrijven, wordt de vermeende identiteit, dat op het dualisme gebaseerd is, aangewakkerd en komt het tot veronderstelde zelfverwerkelijking. Bovendien wordt door vermenging met emotionaliteit, de uitingen ervan, dwangmatig en soms zelfs pijnlijk ervaren.
Onze projectie van wie wij zijn wordt, behalve door het denken, ook sterk door ons lichaam bepaald, hoewel het maar een relatief klein onderdeel van ons wezen uitmaakt. En dat niet alleen, want door de voortdurende opwaardering van het materialistisch denken, heeft het zelfbewustzijn, aanvankelijk een pragmatisch onderdeel van het mentaal denken en voelen, een enorm eenzijdige fixatie op het bestaan in illusie gecreëerd. Deze sterke ontwikkeling van het zelfbewustzijn die daar het gevolg van was, heeft ons gestimuleerd om de sprong over de onwetendheid te maken, om wie wij zijn in relatie met de natuur, te overstijgen en het zelfbewustzijn als imperatief van het bestaan te zien. Wij denken dat wij door de natuur aan onze behoeften te onderwerpen, een scala van eigen mogelijkheden opdoemen waar wij menen recht op te hebben. Echter dat wijzelf ook natuur zijn en uit de natuur voortkomen is een gedachte die nauwelijks als relevant voorkomt.
Blog 52 (04-07-2024)
Wat bepaalt onze identiteit.
De mens heeft door de evolutie zijn intellect ontvangen, wat hem in staat stelt om onderscheid te maken en tot interpreteren te komen, hetgeen door onze zintuigen wordt aangereikt. Dat zorgt voor een gevoel van identiteit, wat betekent dat het brein, hoewel het niet altijd van zijn waarneming bewust is, het idee van de werkelijkheid in zichzelf centreert. Daarin beschouwd de mens zich, door het besef van individualiteit, heel bijzonder in relatie met zijn natuurlijke omgeving. Dat brengt hem in de veronderstelling dat de wereld voor zijn belang is geschapen en dat alles tot zijn dienst staat (als hoogste op de evolutietrap). De mens heeft dus het oogmerk om zichzelf te bevoordelen, vrijwel zonder te beseffen wat dat voor zijn omgeving betekent.
Onze identiteit is wat na de geboorte begint te ontwikkelen en wat niet lang een onbeschreven blad blijft. Als het kind zich gaat realiseren wat zijn omgeving is en zijn ouders, wordt het vrij snel daarna gevuld met gehechtheden en verbindingen, condities en coïncidenties, afhankelijk van wat ons door opvoeding en scholing wordt aangereikt en waar we ons mee identificeren. Ook familie en maatschappelijke omstandigheden geeft een schets weer die sterk de referenties bepalen van wat we willen aannemen. Sommige selecties of de mate waarin worden tot een persoonlijkheid samengevoegd, al is opvoeding in het algemeen de meest dwingende factor. Wat onze identiteit verder nog sterk medebepaald is, wat het zelf, het onderliggend besef betekent om mens te zijn in de omstandigheden van een leven die we zelf zijn aangegaan. Daarmee doel ik op invloeden uit onbewuste gebieden afkomstig uit voorgaande levens. Zoals al eens is aangegeven, wordt onze identiteit niet door onze genen doorgegeven. Dat is een hardnekkig misverstand, maar we realiseren dat niet, want wie we werkelijk zijn, blijft voornamelijk in het onbewuste verborgen.
Om te duiden waar het idee van het 'ik' vandaan komt, moeten we onderzoek plegen naar systemen van ontwikkeling in het menselijk bewustzijn. Het ik-bewustzijn, dat als heel klein kind nog niet zichtbaar is, wordt al jong gedomineerd door het ‘ik, mij en mijn’. Daarop anticiperen de ouders als naamgevers primair. De eerste zeven jaren wordt de wereld sterk bepaald door onze ouders of verzorgers en daarna begint het zelf zich te richten op een groter gebied. De mens is dus op zichzelf gecentreerd, sterk gericht op dit gebied van het bewustzijn. Dat is weliswaar universeel, maar toch scheidt onze drang om onze zelfidentiteit te manifesteren ons al op betrekkelijk jonge leeftijd af (het dualiteiten beginsel), zeker wanneer de wensen van onze medemens met die van ons in het gedrang komen.
Wat is dan eigenlijk het ik, het zelfbewustzijn? Ramesh Balsekar stelt het zo: “het Ik is een vorm die onderscheid aanbrengt tussen wat het persoonlijke teweegbrengt via de zintuigen en emoties en wat de universele werkelijkheid van Eenheid is”. Dat is lastig te begrijpen omdat wij tot onze middel zitten in onze werkelijkheidswaarneming. Er is ook niets wat refereert aan een werkelijkheid die dat alles overstijgt.
De relatie met het algehele bewustzijn ligt vooral in het feit dat het bewustzijn en het ego niet zozeer te scheiden zijn. In alles wat we ervaren speelt, hoe wij onszelf zien, een rol. Dat komt omdat ons denkbewustzijn dat in ons brein zetelt, beïnvloed wordt door wat onze waarneming en gevoel vertelt. We zijn gevormd door ons bewustzijn op een manier dat wij een deel daarvan reserveren voor onze eigen individualiteit. Immers het bewustzijn is onze werkelijke staat. Het zelfbewustzijn op een lager niveau is wat zich in het besef van ons illusionaire leven als een ervaring aandient. Dat is in de eerste plaats de sterke identificatie met het lichaam wat ons het idee geeft dat het een vaste stof is. Dat is al een misvatting op zich. Het menselijk lichaam wat je kunt opdelen in al die onderdelen als atomen, neuronen, protonen of zelfs nog kleiner, is niets anders dan een veld van resonantie, een dynamisch en een individueel patroon van geconcentreerde energie. In essentie is ons individuele zelf slechts een figurant in een droom, uitgerust met zintuigen die hem in staat stelt om te waarnemen. Dan komt in de tweede plaats het denken en voelen aan de orde, want wat waargenomen wordt verreist ook een waarnemer. Daarin ziet hij zichzelf niet als object, wat hij in feite is, maar wil hij het subjectieve (Jiva of het zelf) aan zich binden. Dat gaat niet want het onpersoonlijke bewustzijn waaruit het Allesomvattende Bewustzijn (Shiva of het Zelf) bestaat, kan het eenzijdige aspect van het zelfzuchtige individu niet opnemen. Echter als de mens door opheffing van de gescheiden staat tot eenheid komt wordt de tweedeling opgeheven en wordt de oorspronkelijke bewustzijnsstaat van de dualiteit als geheel herstelt. Of zoals al eens genoemde Maharaj het in een voorstelling laat zien, dat het Allesomvattende Bewustzijn als de oceaan is en het zelf zich uitdrukt in de druppel. Zolang de druppel afzonderlijk wordt gezien, blijft de druppel slechts een kleine hoeveelheid water in afgescheiden toestand. Maar als de druppel oplost in het totaal, wordt het weer opgenomen in de oceaan.
Een veelgebruikte term die in het kader van de individualiteit gebruikt wordt, is zelfreferentieel, wat betekent dat het gebonden is aan de eigen waarneming in gevoel en denken. Wat kan de bron van het zelfbewustzijn anders betekenen? Vragen als deze geven eigenlijk al aan dat we ons weinig bewust zijn wat het concept zelf eigenlijk is! En hoe het zich verhoudt tot de totaliteit van ons bestaan? Om dat te ontdekken moeten we ook verduidelijken wat dat met de essentie van ons bestaan, in de relatie met het ik betekent. Immers, het zelfbewustzijn heeft inderdaad de sterkste component met de individuele ervaring (conditionering) en de daaraan gekoppelde waarneming (wereldbeeld) van doen, zo ook met alom veronderstelde subjectieve interpretaties en keuzen die daaraan ten grondslag liggen. Identiteit is voornamelijk wat we aanmeten van wie wij in dit leven (wensen te) zijn.
We kunnen door eigen onderzoek onszelf beter begrijpen. De pogingen, het zoeken hoe we de processen die je uit je geestelijk evenwicht brengen, hoe we de oprispingen die uit het emotionele leven zich manifesteren, willen bestrijden, nodigen uit tot zelfinzicht. Ramesh Balsekar beschrijft de stappen die daarvoor nodig zijn in zijn boek: Bewustzijn Spreekt. De eerste stap is het realiseren dat de mens een figurant is net als ieder ander object in de materiele werkelijkheid, zoals dieren dat ook zijn. Aan ons worden extra talenten toegevoegd in intellectuele zin, maar bewustwording van het onpersoonlijk karakter van de waarneembare werkelijkheid is een eerste stap. Alles wat in ons bewustzijn is verschenen kan onmogelijk een eigen, zelfstandig en onafhankelijk bestaan leiden; met andere woorden, dat alles is aan de waarnemer verbonden. De ervaringen met het persoonlijk bewuste, bieden bij onderzoek ook een confrontatie hoe je tegen de wereld en jezelf aankijkt. Zodra een individu gaat denken in termen van het ik, wordt het zicht op de eenheid van het gemanifesteerde en het ongemanifesteerde vergeten; begint het te denken in persoonlijke zekerheden en komen de problemen op zijn pad. Immers zekerheid bestaat in het geheel niet omdat beweging en verandering het fundament van het leven is. Daarom is het besef van dit essentiële gegeven een eerste stap naar een andere vorm van bewustwording!
Maar willen we wel onze bewustwording aanwakkeren? Dat willen we eigenlijk niet, want u houdt van uzelf en het leven dat u leidt? Afstand doen van de vereenzelviging van lichaam en geest voelt als een verlating, een ontkenning van wie je bent. Daar zit ‘m de crux. Gehechtheid aan de verkeerde denkbeelden van het leven is een krachtige binding, maar geeft geen rust of vrede. Het jaagt je op in je behoeftes naar bevrediging en verlangen. Zolang je je vereenzelvigt met het mentale bewustzijn is er pijn, maar zeker ook plezier. Vreugde en pijn echter, kunnen niet bestreden worden op het niveau van de geest. Je kunt dat alleen bestrijden door verder te gaan dan de grenzen die de geest heeft afgebakend. Hoe je dat doet is alleen mogelijk als je de mentale geest ziet als iets wat jezelf hebt binnengehaald als een zogenaamde werkelijkheid. Het is niet iets van jezelf maar een aangenomen identiteit. Het wordt door je eigen intellect op je geprojecteerd. Niet dat je er zomaar uit kunt stappen want alleen het idee dat je dat zou kunnen, komt ook van de geest. Alleen door inzicht kun je gaan begrijpen dat je opgesloten zit in je geest die je identiteit gevormd heeft.
In de waarneembare wereld is het proces van waarnemen van de zintuigelijke werkelijkheid (lokaliteit) verantwoordelijk voor het gevoel van het bestaansidee van de individualiteit. Evenwel om een object (zoals het ik veronderstelt) te kunnen waarnemen, moet het ook worden waargenomen, om de taal van de fysica te gebruiken en verreist dus een waar te nemen object. Dit wordt de fundamentele splitsing tussen het waar te nemen -en het waargenomen object genoemd. In het menselijk wezen gaat het vertaald verder in het dualisme tussen het een (zichzelf) en de ander. Het waarnemend object (de mens) denkt echter over de absolute objectiviteit te beschikken. Het heeft dan een redenering in de trant van: als ik het subject ben (de zintuigelijke waarnemer) en ik neem waar, dan is de rest van mijn omringende wereld mijn object. Dat is een onjuiste voorstelling! Zodra het ik en de ander in het spel zijn, wordt de dualiteit opgedeeld in een dualistische drang tot het vaststellen van het onderscheid (polariteit). De mens als waarnemend object beschouwd zichzelf als diegene die bij uitstek in staat is om de waarheid (objectief) te beschouwen. Bewustwording op een hoger niveau laat juist het omgekeerde zien. Het subject van de waarneming beseft dan dat de afscheiding geen werkelijk proces is en alleen kan functioneren als de manifestatie van het Grote Geheel of Alles wat Is. Het gevoel van persoonlijk handelen valt dan weg en wordt weer in het fundamentele dualisme van de dualiteit (zie vorige blog) opgenomen. Dualisme is dus een door de mens zelf gecreëerd mechanisme in de wereld van de zintuigelijk waarneembare objecten. Dat houdt in dat ieder persoon zijn eigen werkelijkheid creëert.
De mens functioneert in zijn individuele menselijke staat van afgescheidenheid, maar in de minuscule sporen die zich in de facetten van het leven voordoen, valt er een hoger principe in te ontdekken. Daarom zal de mens zelf de creatieve verandering moeten zoeken, om de afgescheidenheid van het bestaan te kunnen ombuigen. In de dualiteit wat een kosmische eenheid betreft, bestaat namelijk geen ander subject dan het Hogere of Allesomvattende. Als dat wordt beseft, wordt de waarneming, die plaatsvindt via de zintuigen, omgebogen naar een gewaarwording. De zintuigen nemen uiteraard waar, maar omdat het niet langer gekoppeld is aan een oordeel is er geen dualisme meer die de individualiteit daaraan verbindt. Maar meestal wordt vanuit het persoonlijk individuele bewustzijn, het standpunt van het ik, de noodzakelijkheid tot oordelen onmiddellijk als drijfveer ervaren. Dan komt de gedachte boven, wat is goed of slecht, wat de meningen zijn in alle soorten en maten. Het denken wat tussenbeide komt in een persoonlijk oordelen, vormen bij elkaar de basis van het dualisme tussen het ik en de ander.
Keti Koti, de ketenen zijn verbroken. Dat is dan letterlijk, want figuurlijk zijn het de ketenen, die ons vasthouden in de afgescheiden staat, daar waar alle onderscheid plaatsvindt tussen het ik en de ander, zijn nooit verdwenen. De slavernij mag dan formeel opgeheven zijn, feitelijk vindt slavernij in minder geïnstitutionaliseerde vorm nog steeds plaats. We hebben sterk de behoefte om ons af te scheiden in rang, stand, kleur en in waardeoordelen om het bestaan ten koste van onze medemens te willen realiseren. Oordelen en veroordelen is aan de orde van de dag. Racisme en de daaraan gekoppelde gebrek aan maatschappelijk respect en waardering is nog steeds de basis van een oneindig groot vernietigingsmechanisme.
Blog 51 (05-06-2024)
Polariserend zelfbewustzijn
Wij beschuldigen elkaar nogal eens van polariserende uitspraken dat door de roerige gebeurtenissen, die nu plaatsvinden, aan de orde van de dag zijn en in (hardop) denken tot uiting komen. Omdat vrijwel niemand zich daaraan lijkt te kunnen onttrekken, kun je opmaken dat het structureel is en in ons brein gevangen zit. Wij denken wel dat alleen de ander het doet en beseffen niet dat het in de totaliteit van ons denken besloten ligt. Het is een primaire uitingsvorm en dwangmatig van aard. Wij reageren tenslotte voornamelijk vanuit ons zelfbewustzijn en zien sommige uitingen als noodzakelijk om duidelijk te maken wie wij zijn. Vaak zijn deze uitingen van polarisatie op zijn zachts gezegd nogal stuitend. In het algemeen remt het bewustzijn, dat op zichzelf wel van de onhebbelijkheden van het ego bewust kan worden, bepaalde uitingen van polariteit af. Maar een totaal loskomen van dualisme vereist wel andere processen van bewustwording.
Nog even doorgaan op wat het dualisme in de mens bepaalt, wat onze polariteit teweegbrengt, verdient door het manifeste karakter en in het kader van de actualiteit, zeker weer opnieuw aandacht (zie eventueel ook blog 34 t/m 36).
Is het een universeel gegeven dat de polariteit in de mens aansteekt? Is het een dualistisch verschijnsel waar de mens ongemerkt in wordt meegezogen of is het een onbewuste drang waarin het verzeilt raakt en zijn mening wel moet etaleren? Het antwoord is ja en nee, het is een veel voorkomend menselijke trek, dat wil zeggen dat het dualisme inderdaad een universeel verschijnsel is, die zich op elk niveau en overal manifesteert, maar ook uitdrukkelijk verbonden is met het zelf(bewustzijn), dat de mens in tegengestelde delen uiteendrijft. In het universum is echter geen sprake van tegengestelde delen, alles is immers een eenheid. Er bestaat geen eb zonder vloed, geen boven zonder beneden, geen hoog zonder laag. Er zijn duizenden voorbeelden te noemen waarin dat opgaat. Waarom heeft de mens dat uit elkaar gehaald? Dat doet het brein! Die ziet de twee tegengestelde delen niet als eenheid omdat de mens zichzelf in een afgescheiden staat waarneemt. In het denkvermogen wordt eenheid als een probleem ervaren, die alleen opgelost kan worden door het te scheiden. Het Ik-bewustzijn is dermate door het verstand geprogrammeerd dat het geen weerstand kan bieden aan het individuele gevoel van lichaam en geest. Wie laat dit misverstand dan ontstaan? Dat doet het intellectueel deel van het verstand, een samenwerking van het zelfgericht bewustzijn met het denken. Het verstand creëert dus feitelijk het probleem wat in ons, bijna niemand uitgezonderd, als een noodzakelijke keuze wordt gezien. Het intellectueel vermogen wil immers dit of dat, meer of minder, veel of weinig. Je proeft als het ware het verschil met wat universeel is en wat niet.
Dit alles zorgt ervoor dat het tot een divergent verschijnsel herleid wordt, wat wij als werkelijk ervaren. In feite bestaat tegengesteldheid niet omdat het tegengestelde onderling met elkaar verbonden is. Het intellect besluit om een keuze te maken hoe het ingevuld moet worden. Dan wordt het een divergerend probleem, omdat de keuze tussen het een of het andere en de mate waarin het doorslaggevend wordt om het in een mening te kunnen verpakken. Een maand, een jaar of een decennium later kan dat ineens heel anders liggen. Dat tijd een factor is geeft te denken. De keuze is uiterst subjectief en relatief omdat het nooit leidt tot een absolute oplossing. In onze tijd worden deze tegengestelde waarnemingen tot een ongekende hoogte opgeklopt. Het is ook door de constante aanzwelling van het ego in ons maatschappelijk bestaan tot een steeds hoger niveau gekomen, wat ons allemaal onbewust beïnvloedt. Kijk maar eens naar de reclame bijvoorbeeld, die er vaak op inspeelt, want je bent wel stom om niet in te zien dat een pensioenpotje jouw toekomst veilig kan stellen of nog een, zoals in de politiek waar de deelnemers van alles beweren alsof de waarheid een absoluut begrip is en het de ander is die het allemaal fout ziet. Of een andere vorm van retoriek die stelt dat een oorlog noodzakelijk is om de rechtsstaat te beschermen. Maar als je bereid bent toe te geven dat standpuntkeuze feitelijk niet terzake doet omdat de polariteit van de tegenovergestelde delen inbegrepen is, dan is er geen probleem. Als je niet hoeft (wilt) kiezen bestaat er geen probleem.
In het hele universum is dualiteit dus een functionaliteit. Maar hoe werkt het? Het is belangrijk om te beseffen dat er een verschil bestaat tussen dualiteit en dualisme. Formeel is het fenomeen van de tegengestelde delen dualiteit en is het verschijnsel dat daaruit voortkomt het dualisme, de uitwerking daarvan. Dualisme ontstaat door wat het denkvermogen ons voorhoudt om dat wat van nature heel is ook te willen scheiden. Het is een gecreëerd probleem dat de mensheid overspoelt. De Wet van Een die zich overal manifesteert is in wezen geen dwingende optie. De mens moet zelf leren wat het is en hoe het daaraan wil conformeren. Een belangrijk onderdeel van het evolutionair leerproces. Het is een bewustzijnsaspect, dat wil zeggen dat tegenpolen in feite niet bestaan omdat ze niet te scheiden zijn. Er bestaat immers geen hoger zonder een lager, maar het intellectueel vermogen wil nu eenmaal ‘n dit of dat. Daarmee zijn de twee uitersten een probleem geworden en hoewel ‘het zelf’ begrijpt dat het in wezen niet bestaat, wordt de afscheiding die daarmee tot stand komt als werkelijk ervaren. Tegengesteldheid bestaat in feite niet want de zogenaamde tegenovergestelde delen zijn niet tegengesteld, omdat ze onderling verbonden zijn. Het verstandelijk vermogen besluit om een keuze te maken hoe en waar de keuze tussen het een of het andere moet worden bepaald. Dan wordt de mate waarin het tot een doorslaggevende mening of opvatting moet worden ingevuld van belang. Maar nog meer is dat de verschillende standpunten niet alleen meningsverschillen opleveren, maar dat het in potentie verder gaat in een overtreffende trap.
Er bestaat een klassiek verhaal dat precies aangeeft dat de polariteit een kwestie van standpunt is. Het is een prachtige oude metafoor die nog steeds geldig is. Een Indiase koning droomde dat alle bladeren van zijn favoriete boom waren afgevallen en zijn boom kaal was geworden. Hij ontbood een droomuitlegger die de koning vertelde dat hij al zijn familieleden zou gaan verliezen. Dat beviel de koning slecht en hij liet de droomuitlegger in de gevangenis gooien. De volgende nacht droomde de koning weer dezelfde droom. Een tweede droomuitlegger kwam en gaf te kennen dat de koning een prachtige droom gedroomd had en dat hij al zijn familieleden zou overleven. Dat was de koning zeer welgevallig en hij beloonde deze droomuitlegger goed.
Wat geeft dat aan? Dat je altijd meedoet aan het dualistisch gegeven. In het leven wordt polariteit niet zozeer aan je opgedrongen, maar het is een beleving waarin het brein denkt dat het een keuze moet maken. Er is feitelijk geen beweging tussen polariteiten, geen keuze is noodzakelijk en er bestaat ook niet het een of het ander. Het gaat rond omdat het een eenheid is. Helaas denkt de mens, zoals al gesteld in divergerende bepaaldheden, die vervolgens nogal vaak tot problemen leiden. Voor het brein is dat lastig te begrijpen omdat polariteit weliswaar een universele bepaaldheid lijkt te betreffen, maar in de noodzakelijke geaardheid van individualiteit de wisselingen van de tegengestelde polen niet als een bindende afhankelijkheid van elkaar wordt opgevat. Dan rest ons niets anders dan onze mening te geven, soms zelfs tot een conflict onvermijdelijk wordt. In het bestrijden van elkaar, tot aan oorlogen toe.
Dualiteit is wel degelijk het fundament van de tegengestelde polen die niet zonder elkaar kunnen bestaan. Onze zintuigelijke waarneembare werkelijkheid heeft zijn basis in de dualiteit. Immers als vloed op zijn hoogst is, wordt het eb. Het geeft aan dat het bestaan van dualiteit een vaststaand gegeven is, een staat waarin subject-object vormen in samenhang bestaan. Dus als de mens toegeeft aan de beweging die het brein aangeeft, laat het in beginsel de bestaande dualiteit los en ontstaat dualisme waarvan de uitersten aan de polariteiten reiken. Ons brein is in evolutionaire zin zo ontwikkeld dat het ons zelfbewustzijn kan manipuleren. Maar laten we dat toe? Kunnen we deze wurgconstructie veranderen? Dat kan, maar dat kost wat! Het verreist in de eerste plaats inzicht in de processen waaraan we zelf ongemerkt meewerken. Als we in een proces zitten wat een standpunt verlangt, worden we immers op sleeptouw genomen door een beweging tussen de polariteiten, wat uiteindelijk tot uitersten kan leiden, waar het conflict opdoemt! Wanneer we inzien wat het gevolg van de drang naar uitersten eigenlijk betekent, dat het een voortgang is van het niveau van eenheid naar het stadium van de tegengesteldheid. De Oosterse filosoof Ramesh S. Balsekar beschouwde dit fenomeen als een kosmische grap, omdat de mensheid door deze constante misleiding bij de keel gegrepen wordt, maar dat helaas niet opmerkt. Daarin had hij gelijk, omdat de mens in het bestaan moeilijk kosmische grappen accepteert, hoewel het zich wel laat foppen. Natuurlijk liet Ramesh het daar niet bij. Hij richtte zijn aandacht op de remedie die het proces van desindentificatie van het ego vertegenwoordigt, een noodzakelijk proces van bewustwording, om de gevolgen van het polariteitenconflict te ontmaskeren. Juist onze identificatie met het lichaam/geestcomplex, de ik-beleving, zorgt voor sterke verbinding met het dualisme. Zolang wij overtuigd zijn dat wij in een maakbare realiteit leven met rivaliserende groepen, is conflict ons deel. Als wij in staat zijn om het ego te neutraliseren, is de weg vrij naar evenwicht. Waar het besef doordringt dat het dualisme eigenlijk niet bestaat, kan het in onze ingeprente persoonlijkheid langzaam worden opgelost en vervalt het tot dualiteit, wat tot samenbinding leidt oftewel tot een samenbinding die uiteindelijk tot harmonie komt.
Maar hoe werkt dat praktisch? Kun je je wel in het leven van het opgedrongen polariteitencomplex ontdoen? Dat is mogelijk, al zal het voor de mens die afgaat op wat zijn verstand hem voorschotelt, behoorlijk lastig zijn. Alles wat immers aan keuzen onderhevig is, veroorzaakt allemaal inbreuk op je geestelijk evenwicht en dat kan extreem zijn. Een andere Oosterse filosoof, Nisargadatta Maharaj verwoordde het zo: “Als denken (en voelen) het heft in handen neemt, varen we op het kompas van herinnering en verwachting die door het ego wordt aangejaagd. Maar het ego is destruktief van aard. Uit de uitersten van het leven, zoals angst en verlangen, wordt woede geboren, uit woede haat, en uit haat de hartstocht om te vernietigen. Oorlog is haat in aktie, uitgerust met het volledige instrumentarium van de dood”.
In het leven dat wij leiden, ervaren we herhaaldelijk hoe verschillende geconditioneerde standpunten het leven negatief beïnvloeden. Verandering is altijd lastig omdat het brein dat als een bedreiging ziet. We kunnen het niet bestrijden, omdat het een nieuw conflict oplevert. Maar we kunnen wel gaan inzien dat we dit fnuikende systeem van onevenwichtigheid kunnen doorbreken, met andere woorden we zullen het proces van dualisme, het denken in opgedrongen bepaaldheden moeten stoppen. We zullen dan de actieve toestand van oordelen moeten opheffen. Dat oordelen, wat een exponent van het geconditioneerde verstand is, wordt door inzicht naar een bewustzijnsvorm geleid waardoor een langzame inactieve factor ontstaat, een positie van rust.
Laat het ego los, luidt de stelling, maar kan dat wel? Ramesh Balsekar stelt dat daar tegen vechten geen zin heeft. Het is immers een onderdeel van je indentiteit en dat kun je niet zomaar weglaten. Vecht er daarom niet tegen, maar besteed er geen aandacht aan, want dan kwijnt het weg! Laat het geen verbinding aangaan met het verstandelijk vermogen. Laat het geen inbreng hebben in het bestaan wat je leidt. Negeer het en laat de dwangmatige behoeftes achter je. Het gevolg is dan opzienbarend, omdat het onderscheid tussen het ik en het andere deel van de mensheid, wat een negatief effect sorteerd, dat het mechanisme van polariteit in werking zet, eigenlijk een kans is om tot een eenheid met Alles Wat Is te komen, het totale universum, inclusief onze medemens. Het genoemde inzicht laat eveneens zien dat het persoonlijke standpunt altijd een compilatie is van de aan levensomstandigheden vastgehaakte keuzen en de geconditioneerde bepaaldheden die gerelateerd zijn aan het leven in illusie. Dat ontwikkelt zich al op jonge leeftijd! Ons wereldbeeld wordt erdoor gevormd, maar heeft alleen betrekking op de kleinschaligheid van ervaringen van het leven.
Het inzicht betekent in de eerste plaats een begrip ontwikkelen van wat de illusie van het leven inhoudt en het zoeken naar kennis een behoefte wordt om de waarheid van het bestaan te ontdekken en te implanteren. Daar is het inzicht voor nodig wat je laat begrijpen dat al je behoeftes, verlangens en allerhande geluksaspekten niet in het aardse liggen. Zolang je dit niet aanvaard en niet bereid bent om de verslavende werking van de illusie op te geven, is iedere zoektocht naar het geluk op de onjuiste veronderstellingen gegrondvest. De genoemde Nisargadatta Maharaj was daar zeer stellig in. Ruim eerst je ‘eigen rommel’ op, je nepomstandigheden, veronderstelde geluksmomenten, omringd door een mega van materiele omgevingsfactoren. Je vergroot niet andermans rootzooi uit als je zelf door van alles in de tang genomen wordt. Daarom veel succes met je afbreken van je wereldbeeld!
Blog 50 (08-05-2024)
Van onderscheidende gelijkheid
Om de overbekende uitspraak van Rene Descartes nog maar eens aan te halen die stelde: “Ik denk, dus ik ben”, moest dit denkbeeld, de toenmalige mens ten tijde van de Verlichting, overtuigen van zijn staat als lichamelijk object met een persoonlijk hersenapparaat. Veel mensen denken dat het klopt, omdat wat het bestaan inhoudt alleen door het denken kan worden bevestigd.
Overigens hadden de Grieken al bedacht dat het wereldbeeld van Mythos alleen niet voldoende was en zochten naar verklaringen die de Logos (de rede) moest aanreiken. Een gevolg van de ontwikkeling van het bewustzijn om naar antwoorden te zoeken die in het intellectueel vermogen tot een acceptabel begrip kon komen. De Griekse filosofen kenden ook de wijsheden uit het Oosten, zodat hun leerstellingen met kennis over het hogere bestaan werden vermengd. De uitspraak van Descartes lijkt een enorme stap voorwaarts maar wijkt niet zoveel af, in zoverre dat de Oude Grieken meenamen dat de mens ook door het hogere beïnvloed kon worden. Voor Descartes betekende het niet veel zodat zijn uitspraak suggereert dat wat de mens is, uitsluitend bepaald wordt door de hersenactiviteit, functionerend in een lichaam van vlees en bloed. Sinds die tijd hebben wij een vreemde verhouding met die twee delen ontwikkeld, omdat wij onze persoonlijkheid, wie wij zijn, sterk identificeren met ons lichaam en dat met ons denken beredeneren of omkleden. Als dat waar zou zijn, zou de mens na zijn verscheiden van deze aarde opgelost zijn in de stoffelijkheid van de materie. Voor de mens die dat denkt klopt het ook, want de werkelijkheid is immers een idee-fix. Het is daarmee ondergebracht in wat je wil geloven en is het een beweging geworden in het denken die de mens door zijn verbeelding schept, maar die niet werkelijk is, als je het wezenlijke bestanddeel erbij haalt. Nog even terug naar Descartes.
Wat de twee delen ‘Ik denk, dus Ik ben’ beslaat, is eigenlijk maar een klein gedeelte van wat het zogenaamde werkelijke bestaan van de mens inhoudt. Daarmee heeft Descartes de mensheid, zonder het te beseffen, met een enorme onevenwichtigheid opgezadeld. Anderzijds kun je ook stellen dat het een geval van een gebrek aan de menselijke behoefte om te weten ligt dat we deze stelling nog steeds voor waar aannemen. De mens had in die tijd, in de aanvang van het afkeren van de religie, grote behoefte aan een soort vervangende duiding, omdat religie de mens in het oude westen niet aan een wezenlijk inzicht in het bestaan had geholpen. Het bewustzijn en daarmee de filosofie ontwikkelde zich in deze opkomende aandrang naar de rede, het verstandelijk apparaat of intellect. Daarmee werd verondersteld dat de mens slechts uit twee delen bestaat. Dat is in spirituele zin een slechte inschatting van hoe de mens in totaliteit functioneert. Bovendien wordt met deze uitspraak een vooringenomen gedachtevorm gelanceerd, namelijk dat het bewijs wordt geleverd dat het verstand de basis is waaruit je het bestaan kunt realiseren. Echter de stelling ‘Ik denk dus Ik ben’ suggereert wel dat het een uit het ander voortkomt, maar het is hooguit een merkwaardige grap omdat het aan alle kanten mank loopt. In de tijd waarin Darwin zijn evolutietheorie had gelanceerd, was het wellicht een aannemelijke gedachte. Maar nu is het toch moeilijk aan te nemen, dat na de kennis van de huidige kwantuminzichten zulke simplistische denkbeelden nog voortgang hebben. Toch is dat niets van dat alles, slaafs wordt deze filosofische stelling nog steeds door grote gemeenschappen als waar aangemerkt.
De suggestie die in deze taalvorm zit, het woordje dus, is geenszins een opvatting waarin gelijkheid (gelijktijdigheid) zich voordoet, zoals de natuurkunde het naar voren brengt, omdat het door de suggestieve verbindende relatie door middel van taal het tot een geheel lijkt te worden samengevoegd. Het subject (Ik Denk) wordt tot het denkbeeldig object (Ik ben) verheven. De suggestie is dat de twee delen samenvallen, zodat het subject wordt opgeheven, maar het subject (ik denk) wordt niet door het object (ik ben) opgeheven want ik ben is wel degelijk een subject; het een komt naderukkelijk uit het andere voort. Dat het zo een gefingeerd beeld oplevert, blijkt wel, want het is immers in veel andere gevallen ook zo, ‘Ik neem waar, dus Ik ben’, of ‘Ik begrijp, dus Ik ben’ etc. Door het denken, als de voorgestelde activiteit van het menselijke bestaan op de voorgrond te plaatsen, wordt het idee opgeroepen dat het brein daarvoor bepalend is. Voor de hedendaagse mens is dat een vaststaand gegeven omdat het de denkende mens laat ontstaan in een door het intellect ondersteunde werkelijkheid.
Waarom stel ik de beoordeling van het denken in deze stelling zo centraal? Dat is omdat de impact, zoals gezegd, een groot gevolg had en de mens ondergedompeld hield in een veronderstelling dat de componenten lichamelijkheid en intellect, in een totaalbeeld van het functionerend menszijn voorzag. Een staat die de mensheid in de hoogste positie van zijn natuurlijke omgeving positioneert. Dat we nu wel beter kunnen weten, laat ernstig zien dat de psyché van de mens met deze stelling, door de ontkenning van andere aspecten die in het menszijn, de bron van zijn afkomst, zijn natuurlijke omgeving, verborgen zitten, niet uit de voeten kan.
Maar wat als “Ik ben”, de persoonlijke werkwoordsvorm van de totaliteit van Hoger Bewustzijn toont, waarmee het Zijn, in de Hogere betekenis van het bestaan wordt bedoeld. Dat gold voor Descartes niet, maar wel voor de Oosterse filosoof die geen behoefte had om het intellect als subjectieve uiting van het persoonlijke te sublimeren in zijn natuurlijke staat. In tegendeel, het ‘Ik denk’ wordt als een enorm obstakel gezien die de mens in voortgang van de evolutie moet zien te overwinnen. In de oude Indiase opvattingen wordt ‘Ik ben” niet als een representante van het denken gezien, maar een staat waarin het bewustzijn op een hoger niveau de connectie maakt met Alles wat is. In deze staat is het Ik, als zelfbewuste persoonlijkheid losgekomen van het zelfreferentiele bewustzijn; losgekomen van het ego, wat nu eenmaal verankerd is in het denken.
De Oosterse filosoof Nissargadatta Maharaj, laat in het boek “Ik ben” zien dat Bewustzijn puur en onvermengd is, dus het Absolute raakt. Het wordt vervalst als het opgedeeld wordt, als we denken of zeggen: “ik ben dit, ik ben dat”. Maar je bent noch uitsluitend lichaam, noch uitsluitend geest en als dat tot je doordringt kan je leven alleen een spoor volgen naar de bron van Zijn. Als je die waarheid volgt, doe je wat er gedaan moet worden en als je de verbeelding van je eigen zelf achter je laat, dan ontstijg je bovendien de fixatie van je dwangmatige behoeftes, zelfs allerlei zogenaamde spirituele gedachtepatronen.
Dat deze wijsheden nog eigen gemaakt moeten worden om tot een hoger niveau van bewustzijn te komen, geeft de huidige staat van evolutie waarin we existeren aan; hoe door de sterke relatie met onze lichamelijkheid het gevoel van persoonlijk individu ontstaat. Wij koppelen die delen tot een eenheid die in onze misvatting tot grote hoogte kan of zelfs moet stijgen. Want immers ik denk, is een subjectieve uiting van een op zichzelf staand object, het totaal van het menselijk apparaat, wat in de gedachte van het maakbare immers tot zelfoverschatting neigt. Dat laat zien dat, overeenkomstig wat de alreeds aangehaalde existentialist Sartre met de zelfreferentie bedoelde, de ervaring van het zelf, die een beleving en een inschatting maakt die niet werkelijk is, omdat het een schijnbare vorm vertegenwoordigd, een hersenschim die bestaat zolang het in die staat wenst te blijven (zie vorige blog). Dat is de vorm die verbonden is met ons verstandelijk vermogen, dus onze geest. Voor Descartes is het ik (denk) de enige waarborg voor bewustzijn. Zeker er is meer, kennis van cogito is alles wat het ik, in de opvatting van Descartes, het bewustzijn, de ziel, alles op een hoop, de denkende substantie is, wat op een of andere manier weerspiegelt wordt in het bewustzijn. Het bewustzijn, bedacht hij, is een substantie dat geheel op zichzelf bestaat, waarvan de eigenschap uitsluitend bepaald wordt door wat in het denken ontstaat. Maar het denken is niet de eigenschap van het bewustzijn, al wordt het intellect, als de zelfreferentiele exponent aan het zelf verbonden zodat het de indruk wekt dat het een eenheid vormt met onze persoonlijkheid. Echter het bewustzijn is een nog niet bewuste (gekende) deel van het Absolute Zijn, wat het allesomvattende, de grootsheid van het universum omsluit en pas op een hoger niveau zichtbaar wordt. Dat onderscheid van een hoger niveau van bewustzijn, was voor hem geen betekenisvolle aangelegenheid. Het bewustzijn voltrekt zich voor Descartes uitsluitend in het denken of in de taal, wat voor hem een uitingsvorm van het denken is. En dat is precies het aspect (verwevenheid van denken en taal) dat door Wittgenstein weer anders benadrukt wordt, namelijk dat hij niet uitgaat van een afgesloten denken waarin taal zich uitdrukt, maar dat vanuit de beperktheid die het denken bezit, een uitzicht kan ontstaan van wat zich in het bewuste en tegelijk in het onbewuste bevindt, zodat de taal meer wordt dan een creatief samenspel.
Wat zich in gelijktijdigheid, als we die term van de natuurkunde overnemen, een vorm van verstrengelde hiërarchie, voordoet is enerzijds de vaststelling van de kenmerkende afhankelijkheid (structuren in het breintype) die zich in het lokaal bewustzijn primair voordoet, maar anderzijds in een andere lokaliteit, waar het Zijn zijn uitdrukking in vindt, in het onbegrensd bewustzijn waarin beide polen, object en subject niet aanwezig zijn omdat daar de wet van Een geldt. Echter, omdat het lokale bewustzijn zich meestal vereenzelvigt met een van de polen die in het dualisme voordoen, ontstaat de afgescheidenheid van de ander, waardoor de mens zichzelf als afgesloten ziet van de objectieve bepaaldheden van zijn ervaring en zijn medemens. Daaruit ontstaat eveneens de vorm van zelfbevestiging dat door het ego zo nadrukkelijk wordt gezocht, wat vrijwel constant en overal om ons heen tot uitdrukking komt.
Door de gelijktijdigheid van de polen kunnen deze krachten worden opgeheven. Dat lijkt een contradictie, maar daarin ontstaat wel de mogelijkheid om de ervaring van eenheid te ondergaan zonder dat het de noodzaak voelt zich aan het subjectieve te hechten. Als de mens zijn dualistische normering los kan laten en op een hoger niveau van bewustzijn wil komen, zal het zich in een toestand van gelijktijdigheid moeten brengen door meditatie, zelfonderzoek, kennisoverdracht, bewustzijnsverruiming of een andere transcendente inbreng. Daarin wordt het denken eerder als een obstakel ervaren die alleen door sterke inperking tot het ware ‘Ik ben’ komt. Dat is de staat van Zijn, wat de absolute staat van bewustzijnsontwikkeling weergeeft, wat geen aandeel in de tweedeling kan betekenen.
Het Zijn, was vanaf de Griekse Oudheid, wat in de traktaten van Heraclitus en Parmenides weerspiegelde tot en met de al genoemde Heidegger die het ‘Dasein’ noemt, oftewel het erzijn, dat een centraal thema in zijn werk werd, het zoeken naar de reden van bestaan en het daarin functioneren van de mens betekende. Het bestaan, wat in zijn ogen nooit in balans komt omdat de mensheid de vrijheid niet werkelijk kan ontplooien, het een zoektocht wordt om het loskomen van de onevenwichtigheden in het leven te kunnen hanteren en er een onderzoek naar het Zijn in het alledaagse leven in zag, zoals het bestaan zich als fenomeen voordoet. Pas aan het einde van zijn leven ontdekte hij de relatie met de hogere bestaansgrond, door het Goddelijke als ontbrekend element te aanvaarden en de zucht naar macht van de mensheid als een drang zag die hem wegvoert van het enige ware.
De essentie is dat we het als een diepere ervaring kunnen meemaken, soms op een simpele manier, bijvoorbeeld wat we in een flits ervaren als we hoog in de bergen met een groots uitzicht onze nietigheid begrijpen; een moment van inzicht die we ook een moment van diepe realisatie kunnen noemen, omdat we in ons vluchtige leven maar zelden zo sterk door een hoger besef gegrepen worden. Onze behoefte richt zich om te ‘worden’, iemand van betekenis te zijn, wat constant afleidt van onze wezenlijke staat van Zijn, zodat we het gejakker als normaal gaan ervaren. De ervaring van Zijn is door het denken op de achtergrond geraakt, maar als we dat tenminste toelaten, geeft het een kenmerkend ogenblik van verstilling en een zicht op de essentie van het bestaan, wat je een korstondige ontmoeting met je Ik Ben zou kunnen noemen.
Blog 54 (06-09-2024)
Hoe kijken wij naar onszelf?
Zoals alreeds beschreven, is het fenomeen zelfbeeld of wat we ons ego noemen, in ons menselijk bestel aan een voortdurende (zelf)overschatting bezig, die vaak voor een verstoring in relatie met anderen zorgt of soms zelfs tot uitwassen kan leiden. Dat beseft de mens eigenlijk niet omdat het dusdanig verweven is met de vermeende zelfidentiteit. De oorzaak ligt in het bewustzijn dat we kunnen richten op wat we belangrijk vinden. En dat valt altijd uit ten gunste van ons 'ik'. Dat schuurt, afhankelijk van wat men wil bereiken, tot allerlei oppositionele proporties aantoe, om andere (mede)mensen, die hoewel gelijke rechten op deze aarde hebben, in grote problemen te brengen of zelfs te vernietigen. Wat willen we daaraan doen, gaan we hiermee door, of besluiten we een andere wereld te organiseren? Deze gedachte is niet woke, niet links, niet rechts. Het gaat om het besef dat we de verkeerde weg zijn ingeslagen, maar ook dat het nooit te laat is om terug te keren naar de basis, de kern of bron waar we van afkomstig zijn! Dat verreist, afhankelijk van de behoefte, wel onderzoek om de essentie van het bestaan en de eigen positie daarin te willen begrijpen! Wie is bereid om daar moeite voor te doen, is op weg of denk je misschien dat het kopen van een Boeddhabeeldje al spiritueel genoeg is?
Ons ego is een fanatiek beginsel dat zich niet makkelijk laat passeren en om deze greep op je leven af te zwakken, leidt niet zomaar tot resultaten. Zomaar afschaffen is zoals aangegeven niet mogelijk, we zullen alle processen moeten doorlopen om de disidentificatie, die aan het terugdringen van het ego ten grondslag ligt, te bewerkstelligen. De gemakzuchtige instelling van de hedendaagse mens, die denkt dat een sterk gerichte individuele beleving juist tot een hogere gelukstandaard leidt, is daar debet aan. De verheerlijking van wat het intellectuele denken zou kunnen bewerkstelligen, heeft de mens in onze tijd tot een verslavende nietsnut gemaakt. Is een zoektocht naar jezelf dan wel een serieuze optie? Zeker wel, het levert altijd iets op, zelfs als het rendement na het toepassen van allerlei technieken (beoefening van nederigheid, meditatie of yoga) pover te noemen is. Alles wat een vooropgezet plan tot innerlijke bewustwording lijkt te bewerkstelligen, wordt door het ego gedwarsboomd.
Om de werking van het ego met succes af te zwakken, zul je diep in jezelf tot inzicht moeten komen wat de grote aantrekkingskracht daarvan is. Om tot het besef van deze waarheid te komen is een begrip noodzakelijk die, meestal vele levens overstijgt. Heeft het bestrijden van het ego dan nog wel zin? Dat hangt nogal van je motivatie af. Het begrijpen wat deze invloed op je leven betekent is een begin, het inzicht wat je ermee doet is een tweede. Wat je wil bereiken is een derde! Maar kijk uit, als je het ego met je denken wil bestrijden, gaat dat niet lukken, omdat het zelf door het denken is geïnstalleerd. Dat heeft vooral te maken wat de overtuigingen zijn die aan je ego vastzitten en je bereid bent los te laten om een andere intrinsieke waarde naar je toe te laten komen. Dat is moeilijk en makkelijk tegelijk, afhankelijk hoe je je verzet tegen de opvatting dat wie je bent, geenszins je eigen verworvenheden betreft. Maar als je tot de overtuiging bent gekomen dat je je identiteit door je eigen instructies hebt ingevuld, dat je de gehechtheid aan de status van je eigen gecreëerde eigenheid die in je denken vast zit als een veroverde zelfverzekerde positie te zien en nog steeds de neiging hebt om dat overmatig tentoon te spreiden, kan het onoverkomelijk zijn om dat los te laten. Begrip over wat je aangenomen persoonlijkheid is, maakt dat het de eerste belangrijke stap is en de volgende stap, het loskomen daarvan is wellicht een volgende, maar deze ontwikkeling wordt wel een ingrijpende aangelegenheid. Evolutie van de mensheid is een voortgaande zaak. Het maakt uiteindelijk niet uit wat je ermee doet. Het zal toch wel plaatsvinden, maar wil je daar op wachten?
Kun je dan wel uit je bestaan stappen, je quasi gelukspatronen vaarwelzeggen, je uitgebreide conditioneringen, je aangeleerde gewoontes in een andere constructie persen om daar waar je je leven op baseert, de nek om draaien? Deze vraag heb ik in een vorige blog min of meer beantwoord, maar het blijkt heel complex om daar een eenvoudige richtlijn voor te geven. Het antwoord is dan ook gewoon nee, je ego de nek omdraaien zou een vorm van zelfmoord zijn en dat biedt dus geen oplossing! Iedere drang om deze aangeleerde constructies te verwijderen, levert een tegengesteld effect op. Alle devote of contemplatieve doelstellingen ten spijt zullen deze aansporingen je niet ver brengen naar een hoger niveau van bewustzijn. In de dwangmatige behoefte van het ego zal via het verstand altijd de argumenten zoeken om het belang van het ik te benadrukken. Het ego opgeven is dus het dwangmatige karakter begrijpen, wat wellicht tijdelijk een oplossing biedt maar op langere termijn nooit helpt. Je bent immers je ego, je bent je zelfidentiteit en dat opgeven doet het verstand nooit. Het zou zoals gezegd een vorm van zelfmoord betekenen als je jezelf als individu zou ontmantelen. Het verstand zal dat nooit accepteren! Je kunt je niet met vernietigingsdrang overgeven aan het bestrijden van je ego. De reden daarvan is dat het in de evolutionaire samenstelling van het individuele bestaan zit ingebakken, waardoor het onlosmakelijk met je ‘ik’ verbonden is. Het idee dat je het ‘ik’ kan wegcijferen is wezenlijk vreemd omdat het intellect onmiddellijk verschijnt met de voorstelling dat je dan de basis uit je bestaan weghaalt, want zonder je ego kun je niet, toch? Hoe kun je de ander tegemoet treden zonder ego, is de gedachte en dat het onmogelijk is, laat het verstand zeker zien. Daarin zit juist het verschil van zienswijzen door veel spirituele opvattingen aangegeven. Echter je hoeft je ego niet op te geven, het doel kan ook vooral dit zijn: geef je ego geen invloed meer, laat je verstand geen reden aangeven het te activeren! Hoe echt is het ego? Heel echt, maar ook weer niet. Het is een georganiseerd product van het verstand dat zijn levensechtheid uit het bewustzijn haalt. Ramesh Balsekar laat dat in een prachtige metafoor zien. Hij vergelijkt het ego met de schaduw die de mens begeleidt, maar ook misleidt. Als je in de volle zon staat, wat zie je dan? Juist, de schaduw en als je daarna het huis in gaat, waar is de schaduw dan? Het is er niet omdat de bron van de schaduw, je geprojecteerde persoonlijkheid er niet meer is. Maar als je je fixeert op je ego dan neem je iets het huis in wat eigenlijk niet bestaat. Laat dus de schaduw voor wat het is, je huis is je eigenlijke Ik en heeft geen ego nodig. Wat je moet doen, stelt Balsekar voor, is het ego negeren en ervoor zorgen dat het geen onderdeel meer uitmaakt van je bestaan, ondanks dat het zich in eerste instantie aandient als een onmisbare behoefte.
Zoals het dualisme in de mens een elementair gegeven is, laat ook het ego een krachtige weerschijn op het bestaan vallen. Alles wat in de evolutie aan ons is toegewezen omvat een belangrijk deel van ons leerproces, wat het menselijk bestaan kan verrijken en het bewustzijn kan opvoeren. Het bevechten van je ego heeft maar een kleine invloed, omdat het niet leidt tot een intrinsieke uitbreiding van het besef wat de essentie van het leven is. Een constante beïnvloeding is uiteraard wel mogelijk maar vereist een moeizame weg van zelfinzicht. De individualiteit heeft een duidelijke verbinding met onze afgescheiden natuur, hoe we denken dat wij functioneren. In het loslaten van dat idee ligt de oplossing omdat het ego namelijk uit hetzelfde bewustzijn is voortgekomen. Als we ons aangenomen zelfbewustzijn laten acteren zoals zich dat aan ons bestaan voordoet, of nog beter, waar we het recht van bestaan aan ontlenen, betekent het dat de mens de waarneming van de werkelijkheid op zichzelf centreert. Alle vermeende inzet ter bestrijding van de uitwerking van egoverschijnselen heeft zoals gezegd weinig zin, het ego duikt voortdurend op.
Waarom heeft je geestelijke Bron of je Hogere Zelf deze evolutionaire situatie laten ontstaan? Deze vraag is van een belangrijke betekenis omdat zonder individualiteit geen onderlinge relatie met onze medemens mogelijk is. Zonder deze toegevoegde emotionele vorm van bewustzijn waren wij nooit in staat een relatie te laten functioneren, maar laat tevens het aspect voor een toekomstige bewustzijnsfase open. Al eerder heb ik aangegeven hoe de emotionaliteit aan het denken werd toegevoegd om de evolutie van een nieuwe impuls te voorzien. Evolutie is geen doortocht naar een eindpunt. Het is een doorgaande beweging. Het spiegelen aan de ander in de interacties met het bewustzijn werd opgevoerd om te begrijpen hoe de wisselwerking tussen het ik en de medemens zich voltrekt. Immers alles is gericht om onze aanwezigheid op deze planeet in dienst te stellen van de grote energetische toestand dat het Universeel of Hoger Bewustzijn heet. Dat geeft ruimte om het leven uit te leven, maar het laat onverlet dat het absoluut geen rechten inhoudt om ons beter te voelen dan onze medemens, laat staan de andere natuurwezens. Relaties zijn in ons bestaan van veel waarde omdat het door de onderliggende reflecties en beïnvloeding van betekenis zijn voor het bewustzijnsaspect. In het non-lokale gebied, om deze term maar weer eens te gebruiken, laat de onderlinge verbinding tussen entiteiten een hoogstaand principe zien, waaraan wij dus allemaal deelgenoot van zijn. In iedere afwijzing van dit principe heeft een remmende invloed op het totaal van bewustzijn die zich in de mensheid voltrekt, zodat er een actieve energieke relatie noodzakelijk is met het non-lokale, oftewel het alles omvattende Universele Bewustzijn! Dat erkennen kan een eerste stap zijn in een persoonlijk onderzoek naar hoe je eigen deel van de goddelijke eenheid werkt.
De gevoelens van afscheiding, die zich in het ego regelmatig manifesteren komt in een ervaring terecht van het onderscheid tussen het ik en de ander. Je kunt dat als een situering van de werkelijkheid beschouwen die zich voltrekt in de geest, niet in het ego zelf. Daarom ervaren we meestal in onze eigen kring van vrienden en verwanten geen vijanddenken. Wanneer we ego zeggen, bedoelen we voornamelijk onze ego-persoonlijkheid, vol van individuele wensen, dromen, overtuigingen, sympathieën en antipathieën. Dat wil niet zeggen, dat wij in het bewustzijn het totaal aan eenheid, de erkenning van behoefte aan respect voor ieder individu en waardigheid, de erkenning van innerlijke waarden voor onszelf en onze medemens, zomaar uit het oog kunnen verliezen. Maar het betekent wel dat de drang die door de afscheiding in het individuele zelf wordt veroorzaakt, een ridicule scheiding laat zien tussen het ik, wat wij als zelfbeeld zien, wat we vervolgens opeisen en in de tegenpool de obstructie van onze medemens menen te zien. Wij plaatsen dat in onze beoordeling makkelijk in een verwerpelijke toestand, waardoor wij het via de verstandelijke normering tot de ’eigen groep’ verklaren. Wie daar niet in thuishoort, deugt niet! Daar ligt de wortel van ieder conflict.
Het zelfonderzoek is dus belangrijk. ‘Wie ben ik’? Shri Ramana Maharshi stelt het zo: het zijnsbesef van wie ben ik, is te ontcijferen door de vraag te stellen “wat ben ik niet”. Dat lijkt een contradictie maar de enige manier om te ontdekken wie je bent, is in zijn ogen uit te zoeken wat je niet bent, omdat het een stringente poging laat zien hoe je het gecreëerde zelf kunt ontdoen van nepverschijnselen. Het wezenlijke kenmerk van wat je bent, kun je namelijk niet in zintuigelijke waarnemingen vatten. Je bent niet (uitsluitend) je lichaam, je bent niet je zintuigen, je bent niet de lucht die je inademt, je bent zelfs niet je denkende geest. Het enige antwoord wat overblijft na al die ontkenningen wat je wezenlijk niet bent, is het Zijnsbesef oftewel ‘Ik Ben’. De vraagstelling heeft een bedoeling, namelijk als de vraag opkomt, ‘wie ben ik’, zal het andere vragen van iedere noodzaak ontdoen en als het toch andere vragen toelaat, bestaat de mogelijkheid om na te gaan aan wie deze gedachte is toegelaten, waarna weer de vraag volgt: wie ben ik dan wel? Daarmee wordt de geest teruggevoerd naar de bron van de vraag. Want de geest is subtiel van aard en als het door middel van de hersenen en zintuigen manifesteert, ontstaat al snel de naam van de identiteit en vorm die je in het leven hebt aangenomen, wat je de identificatie van je persoon, je ik, kunt beschouwen. Als de geest van positie veranderd omdat het intellect geen antwoord heeft op de vraag ‘wie ben ik’, komt het in het hart terecht en wordt naar binnen gericht (antar-muhka). Dan zal het zelf als bron van gedachten verdwijnen en wordt het persoonlijke langzaam uitgewist, zodat de weg naar het Hogere, Alles wat is, Het Geheel, of als je dat beter ligt God, openligt. Het brengt je terug naar de essentie van het leven en brengt de stilte in jezelf, naar alles wat is.
Blog 53 (06-08-2024)
Wat houdt zelfbewustzijn in?
In de vorige blog, die ook over identiteit ging, is het al aangestipt dat het ego in ons leven voor een belangrijk deel onze drijfveren bepaalt. En ook is daar aangegeven dat de tweedeling of afscheiding (dualisme) in ons leven, daardoor sterk wordt beïnvloed. Daar zit een koppeling in want zonder de dualiteit wordt geen ego ervaren omdat, als er geen sprake van een natuurlijke tweedeling zou zijn, ook geen ik en de ander kan worden ervaren, geen zelfbewustzijn. Hoe zou je je anders kunnen onderscheiden van je medemens? De universele eenheid zou in dat geval allesbepalend zijn, dat wil zeggen dat we dan op zouden gaan in de totaliteit van het kosmische bestaan, zonder een privé ervaring. Daarin laat eveneens het gegeven zien, dat door het zelfbewustzijn, de afscheiding die in ons denken plaatsvindt, de opdeling in polariteiten, zich kan manifesteren. In de ervaren afscheiding krijgt het door het denken veelal een opstuwende werking. Het is ten dele onvermijdelijk, maar in de oppositionele drang om het zelfbewustzijn van een grotere potentie te voorzien, worden we meer en meer afgedreven van de natuurlijke staat van de oorspronkelijke dualiteit.
Laat me het uitleggen. In de vorige blog heb ik aangetoond dat het dualisme vanuit een kosmisch evenwichtige dualiteit (eb en vloed), door het denkvermogen wordt aangewakkerd en dan als dualisme verder door het leven gaat. Mentale denkprocessen zijn hiervoor verantwoordelijk die in het zelfbewustzijn tot een krachtige impuls wordt en die in het ego zijn uitwerking krijgt. Het mag dan lijken dat dualisme (polarisatie) van buiten naar ons toe komt, maar het is een individueel aanwezige gedachtestructuur, gevoed door de vele elementen van het bestaan. Zoals gezegd zou zonder de invloed van het denken het ego een vrijwel onpersoonlijke betekenis hebben van het individuele en zou in die staat van totaliteit tot de kosmische eenheid hebben behoord. Dat dit niet het geval is, laat de opdracht zien om de lagere aspecten van het leven te onderzoeken. Die behoren tot de te nemen stappen in de evolutie. De mens of entiteit (geest/lichaammechanisme) zoals we onze functionerende vorm van het bestaan kunnen zien, is het denken of geest (mind – in de Engels) daar in hoofdzaak bij betrokken. Zoals al eens aangeduid kan het ik uitsluitend bestaan in de door ons gecreëerde wereld. Dan is de volgende vraag die aan ons opdringt, wie is de mens die als individu door het leven gaat en wat is de door ons zelfbewustzijn aangereikte identiteit die wij in de spiegeling daarvan het ego noemen?
Allereerst geeft het ego of de zelfbewuste uitingen ervan aan, hoe wij onszelf zien. Voor de buitenwereld kan de persoon, die een sterk ego aan de dag legt, zowel positief als negatief worden beoordeeld. Positief wordt het gezien als de persoon, die vanwege een sterk ontwikkeld ego in de maatschappelijke waardeoordelen hoog scoort, door de bereikte positie, krachtige persoonlijkheid, materiele welstand die in zijn leven is komen boven drijven en die vaak als verdienste van het individu opgevat wordt. Uiteraard is dit een kwestie van perceptie en wordt sterk door de maatschappelijke normering bepaalt. Negatief wordt het gezien als iemand die door zijn of haar gedrag, zijn of haar uiterlijk opvalt of door een andere bepaaldheid laag scoort, waardoor deze persoonlijkheid weinig waardering of erkenning ten deel valt. Ook hierin is weer het overheersende dualisme, die de mens parten speelt, te herkennen. De gedachten, die door zelfidentiteit worden gevormd, is de rode draad door ons leven die overal opduikt. Het ego is bepalend, omdat het denken de tweedeling als vaste bestaansgrond ziet, een levensvorm door de actoren van lichaam en geest. De invloed is zeker niet bij ieder mens even sterk ontwikkeld en inderdaad het dualisme brengt vaak geen aardige dingen voor onze medemens met zich mee, omdat de drang tot (ver)oordelen daarin verweven zit.
Zoekers naar spiritualiteit menen dan ook dat het ego een last is, die je maar zo spoedig mogelijk moet kwijtraken, of al dan niet moet controleren in de ongeremde uitingen ervan. Op zichzelf is dat niet zozeer onjuist, maar de manier waarop dat tot stand moet komen, berust op een fatale vergissing. Want wanneer we naar het ik kijken, de op vermeende zekerheid gebaseerde zelfingenomenheid, die het veronderstelde ego tentoonspreidt of de drijfveren die opstuwende acties teweegbrengen om de egodrang in een prestatie te verzilveren, is er inderdaad sprake van een onbalans op het hoger niveau. Het ik is nooit onbevooroordeeld en manifesteert zich op bijna alle niveaus omdat de afgescheidenheid in de wereld van de zintuigelijke waarneming normerend is. Is dat dan zo erg en waarom dringt de noodzaak op om er iets aan te doen? Tja, als je zonder nadenken accepteert dat de wereld door vijanddenken gedomineerd wordt en het lijden van de mensheid normaal vindt, dan misschien niet. De wereld draait toch wel door, maar het vinden van harmonie en vrede wordt dan wel een utopie. Alles begint bij jezelf. Jouw wereldbeeld is bepalend niet alleen voor jezelf, maar is ook jouw aandeel in de toekomstige mensheid!
Daarom wordt in de spirituele wereld er helaas foutief op gewezen dat je, om je geestelijke vooruitgang te bespoedigen, je je ego moet loslaten of tenminste moet terugdringen. De vele manifestaties van de ego’s om ons heen leiden vaak tot ergernis, maar we ervaren de uitingen van het eigen ego niet zozeer als storend. Dat is opmerkelijk, maar zelfreflectie is nu eenmaal een lastige opgave. Daar is het subjectieve aspect van de eigen beoordeling, naast het mechanisme van het dualisme waar we in verstrikt geraakt zijn, voor verantwoordelijk. De meeste mensen denken immers van het eigen ego weinig last te hebben. In onze opvoeding wordt de ontwikkeling van het ego sterk aangemoedigd, wat een stimulans laat zien dat je die in het latere leven niet alleen nodig hebt, maar je zelfs tot grote hoogte zou kunnen brengen. In dat beeld is eveneens onbewust aanwezig hoe je je ten koste van anderen “vooruit” kan komen in het leven. Dat de vrije exploratie van het ego ook tot stoornissen, maatschappelijk struikelingen of aanpassingsproblemen kan leiden, wordt vrijwel nooit meegenomen. Dat is het effect op psychologisch niveau van hoe het ego, onze vermeende zelfidentiteit functioneert. Vanuit een hoger perspectief brengt het meestal niet tot een helder begrip over onszelf en de relatie met onze medemens. Want hoe lastig is het om ons eigen bestaan te beschouwen door alle ondoorzichtige vormen van conditioneringen en compromitterende ervaringen heen. Het polariteitenbeginsel waar de mensheid zich in ruime mate aan heeft overgegeven, is daar debet aan. Hoe dat is te vermijden is een kwestie van inzicht. Wie dat inzicht niet tot ontwikkeling kan brengen, zal nooit kunnen begrijpen wat de essentie is. Zonder dat inzicht ontstaat geen begrip en zonder begrip geen behoefte aan afbraak van onze knellende, aangeleerde systemen.
Is er eigenlijk sprake van een werkelijk zelfbewustzijn of is het een waanidee, gekoppeld aan ons leven in de illusionistische werkelijkheid? Is het niet meer dan een uit de hand gelopen hobby om onszelf boven onze natuur of zelfs boven onze medemens te laten uitsteken? Immers in voorgaande jaargangen, in de andere evolutietijden, kende het menselijk individu uiteraard ook zelfbewustzijn, maar het had geen nadrukkelijke importantie. Het beperkte zich tot een bewustzijn gericht op het functionerend lichaam, omdat het een noodzaak was om in het harde bestaan te kunnen overleven, wat de belangrijkste opdracht was. Eveneens was de onderlinge samenwerking van essentiële aard. Het ego betekende daarom meer een component om het bestaan naar eigen behoefte in een klein speelveld te kunnen vormgeven. Dat element zit uiteraard nog steeds in ons bewustzijn verweven, maar heeft zich onmetelijk uitgebreid door enerzijds een sterke fixatie op de lichamelijkheid, anderzijds door het denken dat het idee gevoed heeft dat het bestaan maakbaar is.
Het ego is uitsluitend afkomstig van een enkele plek dat zetelt in het bewustzijn. Daarom zegt Ramana Maharshi: “Zoek de bron van het ego”. En als we de vraag stellen: waar komt het ego vandaan, komt direct ook een andere vraag op: wie wil dat weten? Ons verstandelijk vermogen kan namelijk dat antwoord niet vinden en daarom suggereert het dat je de vraag wel kan stellen maar dan zonder een antwoord te verlangen. Een intellectueel antwoord is er niet, als de geest dat begrijpt komt het in rustig vaarwater terecht, omdat er geen oplossing voorhanden is. Dan ligt aanvaarding in het verschiet. Maharshi stelt het zo: tijdens het onderzoek naar ‘Wie ben ik’ zal de gedachte daaraan alle andere gedachten laten verdwijnen. Het ego kwijnt weg als er geen aandacht aan besteed wordt. Het ego is immers niet iets waar je zich voor moet schamen of een poging moet ondernemen om het te onderdrukken. Het ego is de weerspiegeling van het eigen onpersoonlijke Bewustzijn, wat terugvoert naar de oorspronkelijke bron. Aanvaard het dus zoals je elk onderdeel van het functioneren van het Grote Geheel zou moeten aanvaarden. Kijk er alleen maar naar wat er gebeurt en aanvaard het!
Het ego is het vereenzelvigd bewustzijn, ontstaan en verbonden met het komisch bewustzijn. Als het onpersoonlijk bewustzijn zich met het persoonlijk organisme vereenzelvigt, ontstaat het ego of het zelfbewustzijn. Het ego heeft eigenlijk geen zelfstandig bestaan. Het is een afspiegeling van het Bewustzijn dat de geest of het denkvermogen in het leven geroepen heeft om zijn bestaan in individuele zin te rechtvaardigen en te ontplooien, om zich nadien nadrukkelijk te onderscheiden van zijn medemens. Maar het ego is en blijft in absolute zin de individuele uitdrukking van het onpersoonlijk Bewustzijn. Als het ego iets laat zien, dan is het wel dat het ik, het bedachte zelf, zich continu van eigen commentaar voorziet. Om een voorbeeld te noemen, ….dat het eigenlijk niet zo hoort, of .....dat het een mislukte poging was om je op de voorgrond te dringen. Veel mensen zien dergelijke correlaties niet en negeren dergelijke indrukken. Maar degene die het bewustzijn meer wil ontwikkelen, zonder het zelf op de voorgrond te plaatsen, krijgt onherroepelijk met dat inzicht te maken. Als de behoefte tot onderzoek er komt, is het ook duidelijk dat je je ego nooit kan bestrijden. Sla het gade, zegt Maharshi, dan is het ego niet langer een blokkade. Je ego is slechts een fictief gegeven, dus waarom een fictie bestrijden? Het ego zoekt weerstand. Als het inzicht er is dat het ego eigenlijk niet bestaat, stelt Ramesh Balsekar, dan is er ook geen strijd nodig. Dat inzicht betekent wel de afwezigheid van verwachting en aanvaarding van wat er kan komen. Als de behoefte alles te willen reguleren en te willen realiseren wegvalt, staat alles open voor de natuurlijke gang van zaken. Door dit inzicht verloopt alles aanmerkelijk makkelijker en spontaner.
Is het ego dan hetzelfde als identiteit? Ja, dat is vrijwel hetzelfde als wij tenminste daarmee het “Ik” willen aangeven. Alleen als wij de oorspronkelijke zijnsvorm van de individuele mens willen beschrijven, wordt de term individualiteit, de oorspronkelijke entiteit, in een andere zin gebruikt en heeft in de oneindigheid van het Zelf, de Monade, een betekenis op een hoger niveau van bestaan. Echter in dit verband, als we het zelfbewustzijn beschrijven, wordt de vermeende identiteit, dat op het dualisme gebaseerd is, aangewakkerd en komt het tot veronderstelde zelfverwerkelijking. Bovendien wordt door vermenging met emotionaliteit, de uitingen ervan, dwangmatig en soms zelfs pijnlijk ervaren.
Onze projectie van wie wij zijn wordt, behalve door het denken, ook sterk door ons lichaam bepaald, hoewel het maar een relatief klein onderdeel van ons wezen uitmaakt. En dat niet alleen, want door de voortdurende opwaardering van het materialistisch denken, heeft het zelfbewustzijn, aanvankelijk een pragmatisch onderdeel van het mentaal denken en voelen, een enorm eenzijdige fixatie op het bestaan in illusie gecreëerd. Deze sterke ontwikkeling van het zelfbewustzijn die daar het gevolg van was, heeft ons gestimuleerd om de sprong over de onwetendheid te maken, om wie wij zijn in relatie met de natuur, te overstijgen en het zelfbewustzijn als imperatief van het bestaan te zien. Wij denken dat wij door de natuur aan onze behoeften te onderwerpen, een scala van eigen mogelijkheden opdoemen waar wij menen recht op te hebben. Echter dat wijzelf ook natuur zijn en uit de natuur voortkomen is een gedachte die nauwelijks als relevant voorkomt.
Blog 52 (04-07-2024)
Wat bepaalt onze identiteit.
De mens heeft door de evolutie zijn intellect ontvangen, wat hem in staat stelt om onderscheid te maken en tot interpreteren te komen, hetgeen door onze zintuigen wordt aangereikt. Dat zorgt voor een gevoel van identiteit, wat betekent dat het brein, hoewel het niet altijd van zijn waarneming bewust is, het idee van de werkelijkheid in zichzelf centreert. Daarin beschouwd de mens zich, door het besef van individualiteit, heel bijzonder in relatie met zijn natuurlijke omgeving. Dat brengt hem in de veronderstelling dat de wereld voor zijn belang is geschapen en dat alles tot zijn dienst staat (als hoogste op de evolutietrap). De mens heeft dus het oogmerk om zichzelf te bevoordelen, vrijwel zonder te beseffen wat dat voor zijn omgeving betekent.
Onze identiteit is wat na de geboorte begint te ontwikkelen en wat niet lang een onbeschreven blad blijft. Als het kind zich gaat realiseren wat zijn omgeving is en zijn ouders, wordt het vrij snel daarna gevuld met gehechtheden en verbindingen, condities en coïncidenties, afhankelijk van wat ons door opvoeding en scholing wordt aangereikt en waar we ons mee identificeren. Ook familie en maatschappelijke omstandigheden geeft een schets weer die sterk de referenties bepalen van wat we willen aannemen. Sommige selecties of de mate waarin worden tot een persoonlijkheid samengevoegd, al is opvoeding in het algemeen de meest dwingende factor. Wat onze identiteit verder nog sterk medebepaald is, wat het zelf, het onderliggend besef betekent om mens te zijn in de omstandigheden van een leven die we zelf zijn aangegaan. Daarmee doel ik op invloeden uit onbewuste gebieden afkomstig uit voorgaande levens. Zoals al eens is aangegeven, wordt onze identiteit niet door onze genen doorgegeven. Dat is een hardnekkig misverstand, maar we realiseren dat niet, want wie we werkelijk zijn, blijft voornamelijk in het onbewuste verborgen.
Om te duiden waar het idee van het 'ik' vandaan komt, moeten we onderzoek plegen naar systemen van ontwikkeling in het menselijk bewustzijn. Het ik-bewustzijn, dat als heel klein kind nog niet zichtbaar is, wordt al jong gedomineerd door het ‘ik, mij en mijn’. Daarop anticiperen de ouders als naamgevers primair. De eerste zeven jaren wordt de wereld sterk bepaald door onze ouders of verzorgers en daarna begint het zelf zich te richten op een groter gebied. De mens is dus op zichzelf gecentreerd, sterk gericht op dit gebied van het bewustzijn. Dat is weliswaar universeel, maar toch scheidt onze drang om onze zelfidentiteit te manifesteren ons al op betrekkelijk jonge leeftijd af (het dualiteiten beginsel), zeker wanneer de wensen van onze medemens met die van ons in het gedrang komen.
Wat is dan eigenlijk het ik, het zelfbewustzijn? Ramesh Balsekar stelt het zo: “het Ik is een vorm die onderscheid aanbrengt tussen wat het persoonlijke teweegbrengt via de zintuigen en emoties en wat de universele werkelijkheid van Eenheid is”. Dat is lastig te begrijpen omdat wij tot onze middel zitten in onze werkelijkheidswaarneming. Er is ook niets wat refereert aan een werkelijkheid die dat alles overstijgt.
De relatie met het algehele bewustzijn ligt vooral in het feit dat het bewustzijn en het ego niet zozeer te scheiden zijn. In alles wat we ervaren speelt, hoe wij onszelf zien, een rol. Dat komt omdat ons denkbewustzijn dat in ons brein zetelt, beïnvloed wordt door wat onze waarneming en gevoel vertelt. We zijn gevormd door ons bewustzijn op een manier dat wij een deel daarvan reserveren voor onze eigen individualiteit. Immers het bewustzijn is onze werkelijke staat. Het zelfbewustzijn op een lager niveau is wat zich in het besef van ons illusionaire leven als een ervaring aandient. Dat is in de eerste plaats de sterke identificatie met het lichaam wat ons het idee geeft dat het een vaste stof is. Dat is al een misvatting op zich. Het menselijk lichaam wat je kunt opdelen in al die onderdelen als atomen, neuronen, protonen of zelfs nog kleiner, is niets anders dan een veld van resonantie, een dynamisch en een individueel patroon van geconcentreerde energie. In essentie is ons individuele zelf slechts een figurant in een droom, uitgerust met zintuigen die hem in staat stelt om te waarnemen. Dan komt in de tweede plaats het denken en voelen aan de orde, want wat waargenomen wordt verreist ook een waarnemer. Daarin ziet hij zichzelf niet als object, wat hij in feite is, maar wil hij het subjectieve (Jiva of het zelf) aan zich binden. Dat gaat niet want het onpersoonlijke bewustzijn waaruit het Allesomvattende Bewustzijn (Shiva of het Zelf) bestaat, kan het eenzijdige aspect van het zelfzuchtige individu niet opnemen. Echter als de mens door opheffing van de gescheiden staat tot eenheid komt wordt de tweedeling opgeheven en wordt de oorspronkelijke bewustzijnsstaat van de dualiteit als geheel herstelt. Of zoals al eens genoemde Maharaj het in een voorstelling laat zien, dat het Allesomvattende Bewustzijn als de oceaan is en het zelf zich uitdrukt in de druppel. Zolang de druppel afzonderlijk wordt gezien, blijft de druppel slechts een kleine hoeveelheid water in afgescheiden toestand. Maar als de druppel oplost in het totaal, wordt het weer opgenomen in de oceaan.
Een veelgebruikte term die in het kader van de individualiteit gebruikt wordt, is zelfreferentieel, wat betekent dat het gebonden is aan de eigen waarneming in gevoel en denken. Wat kan de bron van het zelfbewustzijn anders betekenen? Vragen als deze geven eigenlijk al aan dat we ons weinig bewust zijn wat het concept zelf eigenlijk is! En hoe het zich verhoudt tot de totaliteit van ons bestaan? Om dat te ontdekken moeten we ook verduidelijken wat dat met de essentie van ons bestaan, in de relatie met het ik betekent. Immers, het zelfbewustzijn heeft inderdaad de sterkste component met de individuele ervaring (conditionering) en de daaraan gekoppelde waarneming (wereldbeeld) van doen, zo ook met alom veronderstelde subjectieve interpretaties en keuzen die daaraan ten grondslag liggen. Identiteit is voornamelijk wat we aanmeten van wie wij in dit leven (wensen te) zijn.
We kunnen door eigen onderzoek onszelf beter begrijpen. De pogingen, het zoeken hoe we de processen die je uit je geestelijk evenwicht brengen, hoe we de oprispingen die uit het emotionele leven zich manifesteren, willen bestrijden, nodigen uit tot zelfinzicht. Ramesh Balsekar beschrijft de stappen die daarvoor nodig zijn in zijn boek: Bewustzijn Spreekt. De eerste stap is het realiseren dat de mens een figurant is net als ieder ander object in de materiele werkelijkheid, zoals dieren dat ook zijn. Aan ons worden extra talenten toegevoegd in intellectuele zin, maar bewustwording van het onpersoonlijk karakter van de waarneembare werkelijkheid is een eerste stap. Alles wat in ons bewustzijn is verschenen kan onmogelijk een eigen, zelfstandig en onafhankelijk bestaan leiden; met andere woorden, dat alles is aan de waarnemer verbonden. De ervaringen met het persoonlijk bewuste, bieden bij onderzoek ook een confrontatie hoe je tegen de wereld en jezelf aankijkt. Zodra een individu gaat denken in termen van het ik, wordt het zicht op de eenheid van het gemanifesteerde en het ongemanifesteerde vergeten; begint het te denken in persoonlijke zekerheden en komen de problemen op zijn pad. Immers zekerheid bestaat in het geheel niet omdat beweging en verandering het fundament van het leven is. Daarom is het besef van dit essentiële gegeven een eerste stap naar een andere vorm van bewustwording!
Maar willen we wel onze bewustwording aanwakkeren? Dat willen we eigenlijk niet, want u houdt van uzelf en het leven dat u leidt? Afstand doen van de vereenzelviging van lichaam en geest voelt als een verlating, een ontkenning van wie je bent. Daar zit ‘m de crux. Gehechtheid aan de verkeerde denkbeelden van het leven is een krachtige binding, maar geeft geen rust of vrede. Het jaagt je op in je behoeftes naar bevrediging en verlangen. Zolang je je vereenzelvigt met het mentale bewustzijn is er pijn, maar zeker ook plezier. Vreugde en pijn echter, kunnen niet bestreden worden op het niveau van de geest. Je kunt dat alleen bestrijden door verder te gaan dan de grenzen die de geest heeft afgebakend. Hoe je dat doet is alleen mogelijk als je de mentale geest ziet als iets wat jezelf hebt binnengehaald als een zogenaamde werkelijkheid. Het is niet iets van jezelf maar een aangenomen identiteit. Het wordt door je eigen intellect op je geprojecteerd. Niet dat je er zomaar uit kunt stappen want alleen het idee dat je dat zou kunnen, komt ook van de geest. Alleen door inzicht kun je gaan begrijpen dat je opgesloten zit in je geest die je identiteit gevormd heeft.
In de waarneembare wereld is het proces van waarnemen van de zintuigelijke werkelijkheid (lokaliteit) verantwoordelijk voor het gevoel van het bestaansidee van de individualiteit. Evenwel om een object (zoals het ik veronderstelt) te kunnen waarnemen, moet het ook worden waargenomen, om de taal van de fysica te gebruiken en verreist dus een waar te nemen object. Dit wordt de fundamentele splitsing tussen het waar te nemen -en het waargenomen object genoemd. In het menselijk wezen gaat het vertaald verder in het dualisme tussen het een (zichzelf) en de ander. Het waarnemend object (de mens) denkt echter over de absolute objectiviteit te beschikken. Het heeft dan een redenering in de trant van: als ik het subject ben (de zintuigelijke waarnemer) en ik neem waar, dan is de rest van mijn omringende wereld mijn object. Dat is een onjuiste voorstelling! Zodra het ik en de ander in het spel zijn, wordt de dualiteit opgedeeld in een dualistische drang tot het vaststellen van het onderscheid (polariteit). De mens als waarnemend object beschouwd zichzelf als diegene die bij uitstek in staat is om de waarheid (objectief) te beschouwen. Bewustwording op een hoger niveau laat juist het omgekeerde zien. Het subject van de waarneming beseft dan dat de afscheiding geen werkelijk proces is en alleen kan functioneren als de manifestatie van het Grote Geheel of Alles wat Is. Het gevoel van persoonlijk handelen valt dan weg en wordt weer in het fundamentele dualisme van de dualiteit (zie vorige blog) opgenomen. Dualisme is dus een door de mens zelf gecreëerd mechanisme in de wereld van de zintuigelijk waarneembare objecten. Dat houdt in dat ieder persoon zijn eigen werkelijkheid creëert.
De mens functioneert in zijn individuele menselijke staat van afgescheidenheid, maar in de minuscule sporen die zich in de facetten van het leven voordoen, valt er een hoger principe in te ontdekken. Daarom zal de mens zelf de creatieve verandering moeten zoeken, om de afgescheidenheid van het bestaan te kunnen ombuigen. In de dualiteit wat een kosmische eenheid betreft, bestaat namelijk geen ander subject dan het Hogere of Allesomvattende. Als dat wordt beseft, wordt de waarneming, die plaatsvindt via de zintuigen, omgebogen naar een gewaarwording. De zintuigen nemen uiteraard waar, maar omdat het niet langer gekoppeld is aan een oordeel is er geen dualisme meer die de individualiteit daaraan verbindt. Maar meestal wordt vanuit het persoonlijk individuele bewustzijn, het standpunt van het ik, de noodzakelijkheid tot oordelen onmiddellijk als drijfveer ervaren. Dan komt de gedachte boven, wat is goed of slecht, wat de meningen zijn in alle soorten en maten. Het denken wat tussenbeide komt in een persoonlijk oordelen, vormen bij elkaar de basis van het dualisme tussen het ik en de ander.
Keti Koti, de ketenen zijn verbroken. Dat is dan letterlijk, want figuurlijk zijn het de ketenen, die ons vasthouden in de afgescheiden staat, daar waar alle onderscheid plaatsvindt tussen het ik en de ander, zijn nooit verdwenen. De slavernij mag dan formeel opgeheven zijn, feitelijk vindt slavernij in minder geïnstitutionaliseerde vorm nog steeds plaats. We hebben sterk de behoefte om ons af te scheiden in rang, stand, kleur en in waardeoordelen om het bestaan ten koste van onze medemens te willen realiseren. Oordelen en veroordelen is aan de orde van de dag. Racisme en de daaraan gekoppelde gebrek aan maatschappelijk respect en waardering is nog steeds de basis van een oneindig groot vernietigingsmechanisme.
Blog 51 (05-06-2024)
Polariserend zelfbewustzijn
Wij beschuldigen elkaar nogal eens van polariserende uitspraken dat door de roerige gebeurtenissen, die nu plaatsvinden, aan de orde van de dag zijn en in (hardop) denken tot uiting komen. Omdat vrijwel niemand zich daaraan lijkt te kunnen onttrekken, kun je opmaken dat het structureel is en in ons brein gevangen zit. Wij denken wel dat alleen de ander het doet en beseffen niet dat het in de totaliteit van ons denken besloten ligt. Het is een primaire uitingsvorm en dwangmatig van aard. Wij reageren tenslotte voornamelijk vanuit ons zelfbewustzijn en zien sommige uitingen als noodzakelijk om duidelijk te maken wie wij zijn. Vaak zijn deze uitingen van polarisatie op zijn zachts gezegd nogal stuitend. In het algemeen remt het bewustzijn, dat op zichzelf wel van de onhebbelijkheden van het ego bewust kan worden, bepaalde uitingen van polariteit af. Maar een totaal loskomen van dualisme vereist wel andere processen van bewustwording.
Nog even doorgaan op wat het dualisme in de mens bepaalt, wat onze polariteit teweegbrengt, verdient door het manifeste karakter en in het kader van de actualiteit, zeker weer opnieuw aandacht (zie eventueel ook blog 34 t/m 36).
Is het een universeel gegeven dat de polariteit in de mens aansteekt? Is het een dualistisch verschijnsel waar de mens ongemerkt in wordt meegezogen of is het een onbewuste drang waarin het verzeilt raakt en zijn mening wel moet etaleren? Het antwoord is ja en nee, het is een veel voorkomend menselijke trek, dat wil zeggen dat het dualisme inderdaad een universeel verschijnsel is, die zich op elk niveau en overal manifesteert, maar ook uitdrukkelijk verbonden is met het zelf(bewustzijn), dat de mens in tegengestelde delen uiteendrijft. In het universum is echter geen sprake van tegengestelde delen, alles is immers een eenheid. Er bestaat geen eb zonder vloed, geen boven zonder beneden, geen hoog zonder laag. Er zijn duizenden voorbeelden te noemen waarin dat opgaat. Waarom heeft de mens dat uit elkaar gehaald? Dat doet het brein! Die ziet de twee tegengestelde delen niet als eenheid omdat de mens zichzelf in een afgescheiden staat waarneemt. In het denkvermogen wordt eenheid als een probleem ervaren, die alleen opgelost kan worden door het te scheiden. Het Ik-bewustzijn is dermate door het verstand geprogrammeerd dat het geen weerstand kan bieden aan het individuele gevoel van lichaam en geest. Wie laat dit misverstand dan ontstaan? Dat doet het intellectueel deel van het verstand, een samenwerking van het zelfgericht bewustzijn met het denken. Het verstand creëert dus feitelijk het probleem wat in ons, bijna niemand uitgezonderd, als een noodzakelijke keuze wordt gezien. Het intellectueel vermogen wil immers dit of dat, meer of minder, veel of weinig. Je proeft als het ware het verschil met wat universeel is en wat niet.
Dit alles zorgt ervoor dat het tot een divergent verschijnsel herleid wordt, wat wij als werkelijk ervaren. In feite bestaat tegengesteldheid niet omdat het tegengestelde onderling met elkaar verbonden is. Het intellect besluit om een keuze te maken hoe het ingevuld moet worden. Dan wordt het een divergerend probleem, omdat de keuze tussen het een of het andere en de mate waarin het doorslaggevend wordt om het in een mening te kunnen verpakken. Een maand, een jaar of een decennium later kan dat ineens heel anders liggen. Dat tijd een factor is geeft te denken. De keuze is uiterst subjectief en relatief omdat het nooit leidt tot een absolute oplossing. In onze tijd worden deze tegengestelde waarnemingen tot een ongekende hoogte opgeklopt. Het is ook door de constante aanzwelling van het ego in ons maatschappelijk bestaan tot een steeds hoger niveau gekomen, wat ons allemaal onbewust beïnvloedt. Kijk maar eens naar de reclame bijvoorbeeld, die er vaak op inspeelt, want je bent wel stom om niet in te zien dat een pensioenpotje jouw toekomst veilig kan stellen of nog een, zoals in de politiek waar de deelnemers van alles beweren alsof de waarheid een absoluut begrip is en het de ander is die het allemaal fout ziet. Of een andere vorm van retoriek die stelt dat een oorlog noodzakelijk is om de rechtsstaat te beschermen. Maar als je bereid bent toe te geven dat standpuntkeuze feitelijk niet terzake doet omdat de polariteit van de tegenovergestelde delen inbegrepen is, dan is er geen probleem. Als je niet hoeft (wilt) kiezen bestaat er geen probleem.
In het hele universum is dualiteit dus een functionaliteit. Maar hoe werkt het? Het is belangrijk om te beseffen dat er een verschil bestaat tussen dualiteit en dualisme. Formeel is het fenomeen van de tegengestelde delen dualiteit en is het verschijnsel dat daaruit voortkomt het dualisme, de uitwerking daarvan. Dualisme ontstaat door wat het denkvermogen ons voorhoudt om dat wat van nature heel is ook te willen scheiden. Het is een gecreëerd probleem dat de mensheid overspoelt. De Wet van Een die zich overal manifesteert is in wezen geen dwingende optie. De mens moet zelf leren wat het is en hoe het daaraan wil conformeren. Een belangrijk onderdeel van het evolutionair leerproces. Het is een bewustzijnsaspect, dat wil zeggen dat tegenpolen in feite niet bestaan omdat ze niet te scheiden zijn. Er bestaat immers geen hoger zonder een lager, maar het intellectueel vermogen wil nu eenmaal ‘n dit of dat. Daarmee zijn de twee uitersten een probleem geworden en hoewel ‘het zelf’ begrijpt dat het in wezen niet bestaat, wordt de afscheiding die daarmee tot stand komt als werkelijk ervaren. Tegengesteldheid bestaat in feite niet want de zogenaamde tegenovergestelde delen zijn niet tegengesteld, omdat ze onderling verbonden zijn. Het verstandelijk vermogen besluit om een keuze te maken hoe en waar de keuze tussen het een of het andere moet worden bepaald. Dan wordt de mate waarin het tot een doorslaggevende mening of opvatting moet worden ingevuld van belang. Maar nog meer is dat de verschillende standpunten niet alleen meningsverschillen opleveren, maar dat het in potentie verder gaat in een overtreffende trap.
Er bestaat een klassiek verhaal dat precies aangeeft dat de polariteit een kwestie van standpunt is. Het is een prachtige oude metafoor die nog steeds geldig is. Een Indiase koning droomde dat alle bladeren van zijn favoriete boom waren afgevallen en zijn boom kaal was geworden. Hij ontbood een droomuitlegger die de koning vertelde dat hij al zijn familieleden zou gaan verliezen. Dat beviel de koning slecht en hij liet de droomuitlegger in de gevangenis gooien. De volgende nacht droomde de koning weer dezelfde droom. Een tweede droomuitlegger kwam en gaf te kennen dat de koning een prachtige droom gedroomd had en dat hij al zijn familieleden zou overleven. Dat was de koning zeer welgevallig en hij beloonde deze droomuitlegger goed.
Wat geeft dat aan? Dat je altijd meedoet aan het dualistisch gegeven. In het leven wordt polariteit niet zozeer aan je opgedrongen, maar het is een beleving waarin het brein denkt dat het een keuze moet maken. Er is feitelijk geen beweging tussen polariteiten, geen keuze is noodzakelijk en er bestaat ook niet het een of het ander. Het gaat rond omdat het een eenheid is. Helaas denkt de mens, zoals al gesteld in divergerende bepaaldheden, die vervolgens nogal vaak tot problemen leiden. Voor het brein is dat lastig te begrijpen omdat polariteit weliswaar een universele bepaaldheid lijkt te betreffen, maar in de noodzakelijke geaardheid van individualiteit de wisselingen van de tegengestelde polen niet als een bindende afhankelijkheid van elkaar wordt opgevat. Dan rest ons niets anders dan onze mening te geven, soms zelfs tot een conflict onvermijdelijk wordt. In het bestrijden van elkaar, tot aan oorlogen toe.
Dualiteit is wel degelijk het fundament van de tegengestelde polen die niet zonder elkaar kunnen bestaan. Onze zintuigelijke waarneembare werkelijkheid heeft zijn basis in de dualiteit. Immers als vloed op zijn hoogst is, wordt het eb. Het geeft aan dat het bestaan van dualiteit een vaststaand gegeven is, een staat waarin subject-object vormen in samenhang bestaan. Dus als de mens toegeeft aan de beweging die het brein aangeeft, laat het in beginsel de bestaande dualiteit los en ontstaat dualisme waarvan de uitersten aan de polariteiten reiken. Ons brein is in evolutionaire zin zo ontwikkeld dat het ons zelfbewustzijn kan manipuleren. Maar laten we dat toe? Kunnen we deze wurgconstructie veranderen? Dat kan, maar dat kost wat! Het verreist in de eerste plaats inzicht in de processen waaraan we zelf ongemerkt meewerken. Als we in een proces zitten wat een standpunt verlangt, worden we immers op sleeptouw genomen door een beweging tussen de polariteiten, wat uiteindelijk tot uitersten kan leiden, waar het conflict opdoemt! Wanneer we inzien wat het gevolg van de drang naar uitersten eigenlijk betekent, dat het een voortgang is van het niveau van eenheid naar het stadium van de tegengesteldheid. De Oosterse filosoof Ramesh S. Balsekar beschouwde dit fenomeen als een kosmische grap, omdat de mensheid door deze constante misleiding bij de keel gegrepen wordt, maar dat helaas niet opmerkt. Daarin had hij gelijk, omdat de mens in het bestaan moeilijk kosmische grappen accepteert, hoewel het zich wel laat foppen. Natuurlijk liet Ramesh het daar niet bij. Hij richtte zijn aandacht op de remedie die het proces van desindentificatie van het ego vertegenwoordigt, een noodzakelijk proces van bewustwording, om de gevolgen van het polariteitenconflict te ontmaskeren. Juist onze identificatie met het lichaam/geestcomplex, de ik-beleving, zorgt voor sterke verbinding met het dualisme. Zolang wij overtuigd zijn dat wij in een maakbare realiteit leven met rivaliserende groepen, is conflict ons deel. Als wij in staat zijn om het ego te neutraliseren, is de weg vrij naar evenwicht. Waar het besef doordringt dat het dualisme eigenlijk niet bestaat, kan het in onze ingeprente persoonlijkheid langzaam worden opgelost en vervalt het tot dualiteit, wat tot samenbinding leidt oftewel tot een samenbinding die uiteindelijk tot harmonie komt.
Maar hoe werkt dat praktisch? Kun je je wel in het leven van het opgedrongen polariteitencomplex ontdoen? Dat is mogelijk, al zal het voor de mens die afgaat op wat zijn verstand hem voorschotelt, behoorlijk lastig zijn. Alles wat immers aan keuzen onderhevig is, veroorzaakt allemaal inbreuk op je geestelijk evenwicht en dat kan extreem zijn. Een andere Oosterse filosoof, Nisargadatta Maharaj verwoordde het zo: “Als denken (en voelen) het heft in handen neemt, varen we op het kompas van herinnering en verwachting die door het ego wordt aangejaagd. Maar het ego is destruktief van aard. Uit de uitersten van het leven, zoals angst en verlangen, wordt woede geboren, uit woede haat, en uit haat de hartstocht om te vernietigen. Oorlog is haat in aktie, uitgerust met het volledige instrumentarium van de dood”.
In het leven dat wij leiden, ervaren we herhaaldelijk hoe verschillende geconditioneerde standpunten het leven negatief beïnvloeden. Verandering is altijd lastig omdat het brein dat als een bedreiging ziet. We kunnen het niet bestrijden, omdat het een nieuw conflict oplevert. Maar we kunnen wel gaan inzien dat we dit fnuikende systeem van onevenwichtigheid kunnen doorbreken, met andere woorden we zullen het proces van dualisme, het denken in opgedrongen bepaaldheden moeten stoppen. We zullen dan de actieve toestand van oordelen moeten opheffen. Dat oordelen, wat een exponent van het geconditioneerde verstand is, wordt door inzicht naar een bewustzijnsvorm geleid waardoor een langzame inactieve factor ontstaat, een positie van rust.
Laat het ego los, luidt de stelling, maar kan dat wel? Ramesh Balsekar stelt dat daar tegen vechten geen zin heeft. Het is immers een onderdeel van je indentiteit en dat kun je niet zomaar weglaten. Vecht er daarom niet tegen, maar besteed er geen aandacht aan, want dan kwijnt het weg! Laat het geen verbinding aangaan met het verstandelijk vermogen. Laat het geen inbreng hebben in het bestaan wat je leidt. Negeer het en laat de dwangmatige behoeftes achter je. Het gevolg is dan opzienbarend, omdat het onderscheid tussen het ik en het andere deel van de mensheid, wat een negatief effect sorteerd, dat het mechanisme van polariteit in werking zet, eigenlijk een kans is om tot een eenheid met Alles Wat Is te komen, het totale universum, inclusief onze medemens. Het genoemde inzicht laat eveneens zien dat het persoonlijke standpunt altijd een compilatie is van de aan levensomstandigheden vastgehaakte keuzen en de geconditioneerde bepaaldheden die gerelateerd zijn aan het leven in illusie. Dat ontwikkelt zich al op jonge leeftijd! Ons wereldbeeld wordt erdoor gevormd, maar heeft alleen betrekking op de kleinschaligheid van ervaringen van het leven.
Het inzicht betekent in de eerste plaats een begrip ontwikkelen van wat de illusie van het leven inhoudt en het zoeken naar kennis een behoefte wordt om de waarheid van het bestaan te ontdekken en te implanteren. Daar is het inzicht voor nodig wat je laat begrijpen dat al je behoeftes, verlangens en allerhande geluksaspekten niet in het aardse liggen. Zolang je dit niet aanvaard en niet bereid bent om de verslavende werking van de illusie op te geven, is iedere zoektocht naar het geluk op de onjuiste veronderstellingen gegrondvest. De genoemde Nisargadatta Maharaj was daar zeer stellig in. Ruim eerst je ‘eigen rommel’ op, je nepomstandigheden, veronderstelde geluksmomenten, omringd door een mega van materiele omgevingsfactoren. Je vergroot niet andermans rootzooi uit als je zelf door van alles in de tang genomen wordt. Daarom veel succes met je afbreken van je wereldbeeld!
Blog 50 (08-05-2024)
Van onderscheidende gelijkheid
Om de overbekende uitspraak van Rene Descartes nog maar eens aan te halen die stelde: “Ik denk, dus ik ben”, moest dit denkbeeld, de toenmalige mens ten tijde van de Verlichting, overtuigen van zijn staat als lichamelijk object met een persoonlijk hersenapparaat. Veel mensen denken dat het klopt, omdat wat het bestaan inhoudt alleen door het denken kan worden bevestigd.
Overigens hadden de Grieken al bedacht dat het wereldbeeld van Mythos alleen niet voldoende was en zochten naar verklaringen die de Logos (de rede) moest aanreiken. Een gevolg van de ontwikkeling van het bewustzijn om naar antwoorden te zoeken die in het intellectueel vermogen tot een acceptabel begrip kon komen. De Griekse filosofen kenden ook de wijsheden uit het Oosten, zodat hun leerstellingen met kennis over het hogere bestaan werden vermengd. De uitspraak van Descartes lijkt een enorme stap voorwaarts maar wijkt niet zoveel af, in zoverre dat de Oude Grieken meenamen dat de mens ook door het hogere beïnvloed kon worden. Voor Descartes betekende het niet veel zodat zijn uitspraak suggereert dat wat de mens is, uitsluitend bepaald wordt door de hersenactiviteit, functionerend in een lichaam van vlees en bloed. Sinds die tijd hebben wij een vreemde verhouding met die twee delen ontwikkeld, omdat wij onze persoonlijkheid, wie wij zijn, sterk identificeren met ons lichaam en dat met ons denken beredeneren of omkleden. Als dat waar zou zijn, zou de mens na zijn verscheiden van deze aarde opgelost zijn in de stoffelijkheid van de materie. Voor de mens die dat denkt klopt het ook, want de werkelijkheid is immers een idee-fix. Het is daarmee ondergebracht in wat je wil geloven en is het een beweging geworden in het denken die de mens door zijn verbeelding schept, maar die niet werkelijk is, als je het wezenlijke bestanddeel erbij haalt. Nog even terug naar Descartes.
Wat de twee delen ‘Ik denk, dus Ik ben’ beslaat, is eigenlijk maar een klein gedeelte van wat het zogenaamde werkelijke bestaan van de mens inhoudt. Daarmee heeft Descartes de mensheid, zonder het te beseffen, met een enorme onevenwichtigheid opgezadeld. Anderzijds kun je ook stellen dat het een geval van een gebrek aan de menselijke behoefte om te weten ligt dat we deze stelling nog steeds voor waar aannemen. De mens had in die tijd, in de aanvang van het afkeren van de religie, grote behoefte aan een soort vervangende duiding, omdat religie de mens in het oude westen niet aan een wezenlijk inzicht in het bestaan had geholpen. Het bewustzijn en daarmee de filosofie ontwikkelde zich in deze opkomende aandrang naar de rede, het verstandelijk apparaat of intellect. Daarmee werd verondersteld dat de mens slechts uit twee delen bestaat. Dat is in spirituele zin een slechte inschatting van hoe de mens in totaliteit functioneert. Bovendien wordt met deze uitspraak een vooringenomen gedachtevorm gelanceerd, namelijk dat het bewijs wordt geleverd dat het verstand de basis is waaruit je het bestaan kunt realiseren. Echter de stelling ‘Ik denk dus Ik ben’ suggereert wel dat het een uit het ander voortkomt, maar het is hooguit een merkwaardige grap omdat het aan alle kanten mank loopt. In de tijd waarin Darwin zijn evolutietheorie had gelanceerd, was het wellicht een aannemelijke gedachte. Maar nu is het toch moeilijk aan te nemen, dat na de kennis van de huidige kwantuminzichten zulke simplistische denkbeelden nog voortgang hebben. Toch is dat niets van dat alles, slaafs wordt deze filosofische stelling nog steeds door grote gemeenschappen als waar aangemerkt.
De suggestie die in deze taalvorm zit, het woordje dus, is geenszins een opvatting waarin gelijkheid (gelijktijdigheid) zich voordoet, zoals de natuurkunde het naar voren brengt, omdat het door de suggestieve verbindende relatie door middel van taal het tot een geheel lijkt te worden samengevoegd. Het subject (Ik Denk) wordt tot het denkbeeldig object (Ik ben) verheven. De suggestie is dat de twee delen samenvallen, zodat het subject wordt opgeheven, maar het subject (ik denk) wordt niet door het object (ik ben) opgeheven want ik ben is wel degelijk een subject; het een komt naderukkelijk uit het andere voort. Dat het zo een gefingeerd beeld oplevert, blijkt wel, want het is immers in veel andere gevallen ook zo, ‘Ik neem waar, dus Ik ben’, of ‘Ik begrijp, dus Ik ben’ etc. Door het denken, als de voorgestelde activiteit van het menselijke bestaan op de voorgrond te plaatsen, wordt het idee opgeroepen dat het brein daarvoor bepalend is. Voor de hedendaagse mens is dat een vaststaand gegeven omdat het de denkende mens laat ontstaan in een door het intellect ondersteunde werkelijkheid.
Waarom stel ik de beoordeling van het denken in deze stelling zo centraal? Dat is omdat de impact, zoals gezegd, een groot gevolg had en de mens ondergedompeld hield in een veronderstelling dat de componenten lichamelijkheid en intellect, in een totaalbeeld van het functionerend menszijn voorzag. Een staat die de mensheid in de hoogste positie van zijn natuurlijke omgeving positioneert. Dat we nu wel beter kunnen weten, laat ernstig zien dat de psyché van de mens met deze stelling, door de ontkenning van andere aspecten die in het menszijn, de bron van zijn afkomst, zijn natuurlijke omgeving, verborgen zitten, niet uit de voeten kan.
Maar wat als “Ik ben”, de persoonlijke werkwoordsvorm van de totaliteit van Hoger Bewustzijn toont, waarmee het Zijn, in de Hogere betekenis van het bestaan wordt bedoeld. Dat gold voor Descartes niet, maar wel voor de Oosterse filosoof die geen behoefte had om het intellect als subjectieve uiting van het persoonlijke te sublimeren in zijn natuurlijke staat. In tegendeel, het ‘Ik denk’ wordt als een enorm obstakel gezien die de mens in voortgang van de evolutie moet zien te overwinnen. In de oude Indiase opvattingen wordt ‘Ik ben” niet als een representante van het denken gezien, maar een staat waarin het bewustzijn op een hoger niveau de connectie maakt met Alles wat is. In deze staat is het Ik, als zelfbewuste persoonlijkheid losgekomen van het zelfreferentiele bewustzijn; losgekomen van het ego, wat nu eenmaal verankerd is in het denken.
De Oosterse filosoof Nissargadatta Maharaj, laat in het boek “Ik ben” zien dat Bewustzijn puur en onvermengd is, dus het Absolute raakt. Het wordt vervalst als het opgedeeld wordt, als we denken of zeggen: “ik ben dit, ik ben dat”. Maar je bent noch uitsluitend lichaam, noch uitsluitend geest en als dat tot je doordringt kan je leven alleen een spoor volgen naar de bron van Zijn. Als je die waarheid volgt, doe je wat er gedaan moet worden en als je de verbeelding van je eigen zelf achter je laat, dan ontstijg je bovendien de fixatie van je dwangmatige behoeftes, zelfs allerlei zogenaamde spirituele gedachtepatronen.
Dat deze wijsheden nog eigen gemaakt moeten worden om tot een hoger niveau van bewustzijn te komen, geeft de huidige staat van evolutie waarin we existeren aan; hoe door de sterke relatie met onze lichamelijkheid het gevoel van persoonlijk individu ontstaat. Wij koppelen die delen tot een eenheid die in onze misvatting tot grote hoogte kan of zelfs moet stijgen. Want immers ik denk, is een subjectieve uiting van een op zichzelf staand object, het totaal van het menselijk apparaat, wat in de gedachte van het maakbare immers tot zelfoverschatting neigt. Dat laat zien dat, overeenkomstig wat de alreeds aangehaalde existentialist Sartre met de zelfreferentie bedoelde, de ervaring van het zelf, die een beleving en een inschatting maakt die niet werkelijk is, omdat het een schijnbare vorm vertegenwoordigd, een hersenschim die bestaat zolang het in die staat wenst te blijven (zie vorige blog). Dat is de vorm die verbonden is met ons verstandelijk vermogen, dus onze geest. Voor Descartes is het ik (denk) de enige waarborg voor bewustzijn. Zeker er is meer, kennis van cogito is alles wat het ik, in de opvatting van Descartes, het bewustzijn, de ziel, alles op een hoop, de denkende substantie is, wat op een of andere manier weerspiegelt wordt in het bewustzijn. Het bewustzijn, bedacht hij, is een substantie dat geheel op zichzelf bestaat, waarvan de eigenschap uitsluitend bepaald wordt door wat in het denken ontstaat. Maar het denken is niet de eigenschap van het bewustzijn, al wordt het intellect, als de zelfreferentiele exponent aan het zelf verbonden zodat het de indruk wekt dat het een eenheid vormt met onze persoonlijkheid. Echter het bewustzijn is een nog niet bewuste (gekende) deel van het Absolute Zijn, wat het allesomvattende, de grootsheid van het universum omsluit en pas op een hoger niveau zichtbaar wordt. Dat onderscheid van een hoger niveau van bewustzijn, was voor hem geen betekenisvolle aangelegenheid. Het bewustzijn voltrekt zich voor Descartes uitsluitend in het denken of in de taal, wat voor hem een uitingsvorm van het denken is. En dat is precies het aspect (verwevenheid van denken en taal) dat door Wittgenstein weer anders benadrukt wordt, namelijk dat hij niet uitgaat van een afgesloten denken waarin taal zich uitdrukt, maar dat vanuit de beperktheid die het denken bezit, een uitzicht kan ontstaan van wat zich in het bewuste en tegelijk in het onbewuste bevindt, zodat de taal meer wordt dan een creatief samenspel.
Wat zich in gelijktijdigheid, als we die term van de natuurkunde overnemen, een vorm van verstrengelde hiërarchie, voordoet is enerzijds de vaststelling van de kenmerkende afhankelijkheid (structuren in het breintype) die zich in het lokaal bewustzijn primair voordoet, maar anderzijds in een andere lokaliteit, waar het Zijn zijn uitdrukking in vindt, in het onbegrensd bewustzijn waarin beide polen, object en subject niet aanwezig zijn omdat daar de wet van Een geldt. Echter, omdat het lokale bewustzijn zich meestal vereenzelvigt met een van de polen die in het dualisme voordoen, ontstaat de afgescheidenheid van de ander, waardoor de mens zichzelf als afgesloten ziet van de objectieve bepaaldheden van zijn ervaring en zijn medemens. Daaruit ontstaat eveneens de vorm van zelfbevestiging dat door het ego zo nadrukkelijk wordt gezocht, wat vrijwel constant en overal om ons heen tot uitdrukking komt.
Door de gelijktijdigheid van de polen kunnen deze krachten worden opgeheven. Dat lijkt een contradictie, maar daarin ontstaat wel de mogelijkheid om de ervaring van eenheid te ondergaan zonder dat het de noodzaak voelt zich aan het subjectieve te hechten. Als de mens zijn dualistische normering los kan laten en op een hoger niveau van bewustzijn wil komen, zal het zich in een toestand van gelijktijdigheid moeten brengen door meditatie, zelfonderzoek, kennisoverdracht, bewustzijnsverruiming of een andere transcendente inbreng. Daarin wordt het denken eerder als een obstakel ervaren die alleen door sterke inperking tot het ware ‘Ik ben’ komt. Dat is de staat van Zijn, wat de absolute staat van bewustzijnsontwikkeling weergeeft, wat geen aandeel in de tweedeling kan betekenen.
Het Zijn, was vanaf de Griekse Oudheid, wat in de traktaten van Heraclitus en Parmenides weerspiegelde tot en met de al genoemde Heidegger die het ‘Dasein’ noemt, oftewel het erzijn, dat een centraal thema in zijn werk werd, het zoeken naar de reden van bestaan en het daarin functioneren van de mens betekende. Het bestaan, wat in zijn ogen nooit in balans komt omdat de mensheid de vrijheid niet werkelijk kan ontplooien, het een zoektocht wordt om het loskomen van de onevenwichtigheden in het leven te kunnen hanteren en er een onderzoek naar het Zijn in het alledaagse leven in zag, zoals het bestaan zich als fenomeen voordoet. Pas aan het einde van zijn leven ontdekte hij de relatie met de hogere bestaansgrond, door het Goddelijke als ontbrekend element te aanvaarden en de zucht naar macht van de mensheid als een drang zag die hem wegvoert van het enige ware.
De essentie is dat we het als een diepere ervaring kunnen meemaken, soms op een simpele manier, bijvoorbeeld wat we in een flits ervaren als we hoog in de bergen met een groots uitzicht onze nietigheid begrijpen; een moment van inzicht die we ook een moment van diepe realisatie kunnen noemen, omdat we in ons vluchtige leven maar zelden zo sterk door een hoger besef gegrepen worden. Onze behoefte richt zich om te ‘worden’, iemand van betekenis te zijn, wat constant afleidt van onze wezenlijke staat van Zijn, zodat we het gejakker als normaal gaan ervaren. De ervaring van Zijn is door het denken op de achtergrond geraakt, maar als we dat tenminste toelaten, geeft het een kenmerkend ogenblik van verstilling en een zicht op de essentie van het bestaan, wat je een korstondige ontmoeting met je Ik Ben zou kunnen noemen.